Ethel Smythe was actief in de women’s suffragettebeweging (de strijd voor het vrouwenkiesrecht) van Emmeline Pankhurst. Smythe’s belangrijkste muzikale bijdrage aan de strijd was de energieke
March Of The Women. Veel melancholischer is haar laatste grote werk, The Prison (1929-30). Ze noemde het een symfonie, hoewel het meer weg heeft van een oratorium à la Elgar. Qua onderwerpkeuze kon ze
… vanuit eigen ervaring spreken. Ze had, net als Boethius en Bach, de gevangenismuren van binnen gezien. In 1912 was ze, vanwege haar activisme, tot twee maanden celstraf veroordeeld, wat in de praktijk neerkwam op drie weken. Het verhaal gaat dat medegevangenen op de binnenplaats de March Of The Women zongen, terwijl ze zelf door de tralies heen dirigeerde met haar tandenborstel. Een belangrijke inspiratiebron voor The prison was een gelijknamige literair werk van Smythe’s overleden vriend Harry Bennet. Het werkje biedt een filosofische discussie tussen vrienden, die de schriftelijke bekentenis van een gevangene hebben ontdekt. Van al die filosofische discussies hield Smythe alleen de woorden van de gevangene zelf over. (HJ)meer