Ergens rond 1910 begon Ralph Vaughan Williams aan het componeren van een symfonisch gedicht over Londen. Op aanraden van zijn vriend en collega George Butterworth werkte hij de schetsen om tot een symfonie van Mahleriaanse proporties. De symfonie was rijk aan indrukken: het stromen van de Thames, het ontwaken van de stad, Bloomsbury Square op een novembernamiddag, de roep van lavendelverkopers, de
… meer sinistere aspecten van het Londense nachtleven, etc.. Iedereen was het erover eens dat Vaughan Williams mooi kon vertellen. De vraag was echter wel of de muziek als een op zichzelf staand symfonie kon worden beoordeeld, los van alle programmatische verwijzingen. Was het, met andere woorden, Vaughan Williams gelukt het oorspronkelijke concept van symfonisch gedicht te overstijgen? Nee, dus. In een overigens lovende recensie merkte Butterworth op dat de Finale het minst was, omdat de componist wel erg veel heeft willen uitdrukken. In een brief aan Vaughan Williams schreef hij echter: ‘Ik adviseer voorlopig geen noot te veranderen ... de passages waar ik het over had bezwaren me heus niet. De muziek is als geheel is zo degelijk uitgewerkt, dat een beetje breedsprakigheid hier en daar helemaal niet stoort.’ Niettemin bleef Vaughan Williams zo’n twee decennia lang aan de symfonie sleutelen, waarbij tot verdriet van velen zo’n 20 minuten van de meest evocatieve momenten werd geschrapt. Deze fragmenten zijn ‘gerestaureerd’ in de prachtige uitvoering naar de oorspronkelijke versie van 1913 door de London Symphony Orchestra onder leiding van Richard Hickox. Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat met het publiek worden van deze oerversie de bestaande herziene versie uit 1934 vervallen is. Vaughan Williams had alle reden om te streven naar meer bondigheid en formele logica. Dit hoeft de luisteraar van nu er echter niet van te weerhouden de oorspronkelijke versie op zijn eigen merites te beoordelen. (HJ)meer