Terug naar boven

Muzikale wereldreis (1): Rembetika

Met de 'Muzikale wereldreis' reizen we kriskras de wereld over. We stoppen overal om ter plaatse een unieke, lokale muziekstijl onder de loep te nemen. De eerste stop is in Griekenland. Rembetika was ooit de muziek voor hasjrokende vagebonden waar de nette man zijn neus voor ophaalde. Inmiddels wordt deze ‘verzetsmuziek’ gekoesterd als een belangrijke culturele traditie.

Het is een klein, donker lokaal, eigenlijk niet meer dan een hol. Op lage krukjes zitten een paar mannen. Ze geven elkaar een zelfgebouwde waterpijp door. De dikke lucht staat blauw. De zware geur van hasj stijgt naar je hoofd wanneer een van de mannen een klaaglied inzet waarbij hij zichzelf begeleidt op een snaarinstrument met een lange nek.

We zijn in een ‘teke’, de mannen zijn ‘rembetes’ en het snaarinstrument is een bouzouki. De man zingt met rauwe stem een tekst over het roken van hasj, over de vervolgingen door de politie en over zijn trots om niet te buigen voor de autoriteit.
De rembetika-muzikanten van voor de Tweede Wereldoorlog bezongen het lot van de ‘mangas’. De mangas waren mannen die zichzelf buiten de samenleving hadden gesteld. Ook al hielden sommigen zich bezig met smokkel en kleine criminaliteit, een echte mangas zag zichzelf als een goedgeklede gentleman die niet stal van de armen. De bekendste mangas annex rembetika-muzikant uit deze tijd was Markos Vamvakaris.

Markos Vamvakaris – Efumernam’ ena Vradi [We rookten ’s avonds hasj]

Rembetika ontstond in de hasjhuizen van de grote Griekse steden. Het was de muziek van de armen, meestal vluchtelingen. Ze belandden in Griekenland na de Grieks-Turkse oorlog van 1922 toen meer dan een miljoen Grieken uit het huidige Turkije werden verjaagd. Ze namen hun muziek mee. Muziek die ooit klonk in de cafés van Smyrna (Izmir) en Constantinopel (Istanboel). Wanneer je luistert naar de in Istanboel geboren Roza Eskenazi, begrijp je waarom deze muziek vaak ‘de Griekse blues’ wordt genoemd.

Roza Eskenazi – Enas mangas sto teke mou [Een mangas in mijn teke]

De bloeiperiode van de vroege rembetika stopt abrupt in 1936 als generaal Ioannis Metaxas aan de macht komt. Deze fascist jaagt fanatiek op de verborgen hasjcafés, verbiedt de rembetika-liederen over armoede, drugs en prostitutie. Een groep van 170 mangas wordt verbannen naar het eiland Ios, waar ze slavenarbeid verrichten. Zelfs het hebben van een bouzouki, door Metaxas gezien als ‘een Turks instrument’, kan al aanleiding zijn voor een gevangenisstraf. Toch sterft rembetika niet uit. Na de oorlog blaast een bescheiden rechtenstudent, Vassilis Tsitsanis, de muziek nieuw leven in. Tsitsanis schrijft geen teksten over drugs of de gevangenis, maar de in zijn teksten beschreven emoties worden door veel Grieken herkend.

Vassilis Tsitsanis – Sinefiasmeni kiriaki [Bewolkte zondag]

De definitieve erkenning van rembetika als unieke kunstvorm komt na 1973 als Griekenland eindelijk een democratie wordt. Bekende Griekse artiesten als Georgos Dalaras en Haris Alexiou nemen rembetika-liederen op. Ook de speelfilm Rembetiko (1984) en de bijhorende soundtrack van Stavros Xarhakos zijn een groot succes. Hoewel de muziek in de film geen getrouwe weergave is van de oude rembetika, klinkt ze wel goed en slaat aan bij een jonge generatie Grieken.

Stavros Xarhakos – Ta pedia tis amynas [De kinderen van Amynas]

Na deze plotse opleving sukkelt de rembetika weer een beetje in de vergetelheid. Tot de recente financiële crisis in Griekenland. De wanhopige muziek van weleer raakt een snaar bij veel jonge mensen, ook buiten Griekenland. Dat bewijzen deze vier recente voorbeelden wel. Een Turkse zangeres, een Amerikaanse groep, een Grieks-Engelse groep en een Italiaanse zanger zetten de rembetika naar hun eigen hand. Het levende bewijs dat deze rebelse muziek nog lang niet is uitgestorven.

Çigdem Aslan – To dervisaki

A Hawk & A Hacksaw – Foni tu nagile [De stem van de waterpijp]

Mavrika – The manghas are complaining

Vinicio Capossela – Rebetiko

(PdK)