Terug naar boven

Basiscollectie klassiek: Beethovens laatste sonate

Hoe oud moet je zijn om Beethovens laatste sonate op.111 te spelen? De ongeduldige Ivo Pogorelich liet er geen gras over groeien en maakte als twintiger meteen maar een opname. Het succes was groot, maar hoe verhoudt deze uitvoering zich tot die van de grootmeesters uit de pianogeschiedenis?

Met zijn tweede cd bij een groot label wist de Kroatische pianist Ivo Pogorelich meteen een historische opname te presenteren. Zijn naam was al gevestigd, dankzij een schandaal bij het internationale Chopin concours. Toen hij de derde ronde niet overleefde, verliet niemand minder dan Martha Argerich woedend de jury. De media deed de rest: een rel rond een onmiskenbaar virtuoos pianist, Gould-achtig excentriek en bovendien jong en aantrekkelijk.

Pogorelich begon bij deze opname, hij was pas 24, meteen maar bij Beethovens bijna heilige laatste pianosonate, waar vele pianisten zich na decennia rijping misschien eens aan wagen. Natuurlijk werd hij direct gefileerd door de critici, hoewel er ook onder hen bewonderaars waren. Het beroemde tweede deel van deze sonate is een soort ijkpunt van vergelijking, en je kan je er ook wel even mee vermaken, aangezien er ontelbare opnamen zijn van deze sonate.

Pogorelich is voor het hele deel in elk geval een van de traagsten, met een totaalduur van bijna twintig minuten. Wegens de tempowisselingen en vooral herhalingen (die niet iedereen speelt) in het werk zegt dit echter niet alles: het begin mag dan wel uiterst traag zijn, maar het verbazende jazzy-deel in het midden klinkt bij hem bijvoorbeeld fantastisch sprankelend en swingend.

Als we zo'n vijftig jaar terug in de tijd gaan, deed Arthur Schnabel het in 1932 (hij was toen vijftig) wel wat anders; niet minder meeslepend, maar wel soepeler dan de springerige Pogorelich. Jammer genoeg is het ook wel wat minder precies...

Arturo Benedetti Michelangeli was ten tijde van deze volgende opname (1965) 45 jaar oud, en stond juist bekend om zijn fabelachtige precisie en perfectionisme - er zijn daardoor ook maar weinig officiƫle opnamen gemaakt tijdens zijn leven. Opvallend bij deze Beethoven-interpretatie is zijn elegante en flexibele speelwijze.

De grote meester Sviatoslav Richter was zestig toen hij deze opname in 1975 maakte, maar had zijn wilde haren duidelijk nog niet verloren, zo veel is wel duidelijk. Hoewel hij net zo mild als Michelangeli van start gaat, laat hij zich veel meer gaan in de woeste middendelen.

De Italiaanse pianist Maurizio Pollini is berucht om zijn precisie, maar staat ook wel wat bekend als afstandelijk en klinisch. Zijn opname, gemaakt vlak na die van Richter, is dan ook geen verrassing. De midden-dertiger speelt gedegen, zorgvuldig en precies, zonder ooit de controle te verliezen.

De meest recente opname komt van Paul Lewis, hier zo'n beetje even oud als Pollini tijdens zijn opname. Lewis is een leerling van Alfred Brendel, en dat is duidelijk hoorbaar: hij is uiterst zorgvuldig maar behoudt een sensitieve in plaats van klinische aanpak. Bovendien verrast hij de luisteraar regelmatig met fascinerende articulaties en accenten, waarmee hij kleine details naar voren brengt.

(TC)