Terug naar boven

Curiosa klassiek: Oerwoede (Hildegard & Hadewijch)

Hildegard von Bingen, wie kent haar niet? Deze middeleeuwse abdis en mystica behoort tot de meest iconische vrouwen uit de muziekgeschiedenis. Dankzij ensembles als de Gothic Voices en Sequentia werd ze populair bij een hedendaags publiek. Haar levensverhaal was zelfs goed voor een speelfilm, met Barbara Sukowa in de hoofdrol.

O vos angeli (Hildegard)

Ook onze vaderlandse geschiedenis kent zo’n eigenzinnige en visionaire vrouw. En ook deze Hadewijch behoeft eigenlijk geen introductie. Ze behoort al heel lang tot de canon van de Nederlandse literatuur. Het is echter pas sinds 2009 dat we haar extatische zangen opnieuw kunnen horen. In dat jaar verscheen namelijk een nieuwe editie van haar strofische gedichten (feitelijk liederen). Van een groot deel van deze liederen wist musicoloog Louis Peter Grijp de melodieën te reconstrueren.

Ay, in welken soe verbaerd de tijd nr.45 (Hadewijch)

Van Hadewijch (anders dan bij Hildegard) weten we niet of ze tussen de kloostermuren verbleef. Het zou kunnen dat zij tot de begijnen (in Antwerpen?) behoorden. Deze begijnen vormden een soort alternatieve vrouwenbeweging, die minder streng georganiseerd was dan een klooster. Er zijn er echter ook die beweren dat Hadewijch tot de orde van de cisterciënzerinnen behoorde. Eigenlijk weten we alleen dat Hadewijch een belezen vrouw was. Haar werk doet ook vermoeden dat ze aristocratisch en zelfbewust was, en dat ze zich in een leidinggevende positie bevond. De geschriften van Hildegard von Bingen zal ze gekend hebben.

Ludus Danielis (mysteriespel, 13e eeuw)

Hadewijch schreef – anders dan Hildegard – in de volkstaal, zoals ook de Franse troubadours en trouvères dat eerder hadden gedaan. ‘In die taal kon nog veel meer verkend, geprobeerd en geëxperimenteerd worden bij het spreken over het geheim van God en het geheim van de liefde’, aldus kerkhistoricus Peter Nissen.

Tsjaermeer ontspringhen ons de bloemen nr.32 (Hadewijch)

Hadewijchs literaire nalatenschap bestaat voornamelijk uit 45 gedichten (eigenlijk liederen), 31 brieven en 14 visioenen. Met haar liederen was Hadewijch de eerste vrouw die haar religieuze verlangen uitzong en uitschreeuwde in de gepassioneerde taal van de ‘minne’. Haar mystieke taal was daarmee ontleend aan de aardse liefdespoëzie van de ‘minnezangers’ (troubadours, trouvères).

Lamento di Tristano (anoniem)

In Hadewijchs poëzie is de minne al bijna een opzichzelfstaand personage, als het symbool van een hartstochtelijk en onvervuld verlangen. 'Waar is de minne heen? Ik vind haar niet’, zo zingt ze in lied 35, ‘Het seizoen is donker en koud’.

Altoes mach men van minnen singhen nr.8 (Hadewijch)

De meeste liederen bewegen zich zo op het grensvlak van de koude winter en de nieuwe lente. Opdat de minnaars beseffen dat de dat minne niet alleen vreugde, maar ook lijden met zich meebrengt.

Alse ons de winter sware nr.43 (Hadewijch)

Er is één woord dat deze brandende passie schitterend samenvat: orewoet. En toch weet niemand wat dit woord betekent. Misschien betekent het zoiets als ‘oerwoede’ of 'oerwoeling', een combinatie van duistere razernij en oplichtende minnegloed. In de woorden van Toon Hagen (emeritus hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen): ‘Al deze tegenstellingen, ongerijmdheden en duisternissen zitten al meer dan zeven eeuwen opgeborgen in die ene schimmige en donkere woordvorm. Daarom is orewoet zo’n mooi woord.'

Die vogle sijn nu blide nr.28 (Hadewijch), het lied van de orewoet (gereciteerd)
(HJ)