Terug naar boven

Basiscollectie klassiek: De wals als luistermuziek 1850-1940

Tegen 1850 was de rage rond de wals voorbij. De grote walscomponisten Lanner en Strauss I waren overleden. De polka was razend populair geworden. Toch was de wals nog steeds geliefd, niet alleen op de dansvloer, maar ook in het theater en in de concertzaal. Giuseppe Verdi maakte in zijn operamuziek regelmatig gebruik van het walsritme. Een van de bekendste voorbeelden is de Brindisi (het drinklied) uit de opera La Traviata (1853).

Giuseppe Verdi: Brindisi uit La Traviata (zie album)

Aria's in walsritme, in opera of operette, deden het goed bij het publiek. Ze waren vrolijk en meeslepend. Het duurde niet lang of er werden speciale walsliederen gecomponeerd voor op het concertpodium, als uitsmijter voor het publiek. Een zo'n walslied, Il Bacio (1860), van Arditi, is een waar showstuk voor coloratuursopraan.

Luigi: Arditi Il Bacio – Sylvia Geszty (sopraan) (zie album)

Niet alleen operadiva's en divo's zongen walsen. Ook op de koorvereniging hielden ze ervan. Wat weinig mensen weten, is dat Johann Strauss II zijn beroemde wals An der Schönen Blauen Donau (1867) oorspronkelijk geschreven had voor een concert van de Weense Mannenkoorvereniging. Pas later maakte hij een orkestversie van het koorstuk, waarna het een groot succes werd.

Johann Strauss II An der schönen blauen Donau (koorversie) (zie album)

Er zijn wel meer beroemde orkeststukken die begonnen zijn als walslied. De Danse Macabre van Saint-Saëns was eerst een lied voor tenor en piano (1872). Pas later maakte Saint-Saëns de orkestversie (1874) die we in Nederland zo goed kennen van het Spookslot in de Efteling. De dodendans, waarin De Dood overledenen van allerlei rangen en leeftijden voor gaat in een dans, is een belangrijk thema in de Westerse kunst en muziek. In het lied van Saint-Saëns wordt verhaald hoe De Dood op zijn vedel (de viool) speelt terwijl de botten van de dansers tegen elkaar tikken (xylofoon).

Saint-Saëns: Danse Macabre (1872) (zie album)

Saint-Saëns: Danse Macabre (1874) (zie album)

Het kan ook andersom. De wals uit Tsjaikovski's ballet Doornroosje werd later bekend als lied in de Disney-animatiefilm van het sprookje. Het zou niet de enige keer zijn dat Tsjaikovski de dans zou gebruiken. De wals vormt een standaard onderdeel in zijn balletten en ook in balletten van andere componisten in de 19e eeuw.

Tsjaikovski: Wals uit Doornroosje-suite (zie album)

Once upon a dream (Disney) (zie album)

Aan het begin van de 20ste eeuw was de wals niet hip meer. De dans werd nog steeds gebruikt in menig operette, maar er hangt dan een sfeer van nostalgie rond de muziek. Een bekende wals uit deze tijd is Lippen Schweigen uit Die Lustige Witwe van Lehár. Opvallend is dat het tempo van deze wals een stuk lager ligt. De Weense wals had plaats gemaakt voor de langzame Engelse wals, die overigens nog steeds geleerd wordt aan pubers en enthousiaste volwassenen op stijldansles.

Lehár: Lippen schweigen uit Die Lustige Witwe (1905) (zie album)

Na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog behoort de wals toch echt tot de verleden tijd. Maar het onweerstaanbare, meeslepende dansritme blijft opduiken op de raarste plekken. De door André Rieu beroemd geworden Tweede Wals van Sjostakovitsj heeft eigenlijk een verkeerde naam. De wals is nooit geschreven voor de Jazzsuite nr.2. Het werk komt uit een suite die Sjostakovitsj componeerde van muziek voor de film De Eerste Echelon.

Sjostakovitsj: Wals uit De Eerste Echelon-suite (bekend als Wals nr.2 uit Jazz-suite nr.2) (zie album)

(CP)