Terug naar boven

Jazz: Amerikaanse jazz-expats in Nederland

Europa bood altijd een welkom podium voor jazz. In de vorige eeuw vestigden veel Amerikaanse jazzmusici zich dan ook in Europa, waaronder Nederland. Hier werd natuurlijk gespeeld met lokale bekendheden, maar leerden zij ook karpervissen en biljarten.

Toen de in Amerika ontstane jazz begin 20ste eeuw de Atlantische Oceaan overstak, werd Europa al snel een belangrijke afzetmarkt voor deze nieuwe muziek. Gedurende de twintigste eeuw werd jazz in Europa zelfs veel serieuzer genomen dan in het thuisland. Amerikaanse jazzmuzikanten werden uitgenodigd voor goedbetaalde tournees langs Europese concertzalen en goed georganiseerde jazzclubs, terwijl zij thuis vaak nog in kroegen moesten spelen. Daarnaast ondervonden afro-Amerikaanse muzikanten veel minder racisme en apartheid in Europa. Geen wonder dat zij hier graag speelden en na een succesvol tournee bleven hangen of zich uiteindelijk zelfs vestigden in Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Zweden of Nederland.


Er bestaan maar een handjevol opnames van de in 1904 te New York geboren swingpianist Freddy Johnson, waaronder een paar in Nederland opgenomen stukken met de band die hij deelde met de Surinaams-Nederlandse saxofonist Lex van Spall. Johnson vestigde zich medio 1934 in Rotterdam met vrouw en dochters en verhuisde later naar Amsterdam. Met Van Spall en de veel in Europa bivakkerende saxofonist Coleman Hawkins, speelde Johnson in de notoire vooroorlogse Amsterdamse jazzclub Negro Palace en later met Max Woiski in diens club La Cubana. Tijdens de Duitse bezetting werd hij in 1942 in een Duits interneringskamp gevangengezet en uiteindelijk twee jaar later teruggestuurd naar Amerika. Johnson overleed in 1961 in New York.

Na de Tweede Wereldoorlog omarmde Europa de onwikkelingen in de moderne jazz en iconen als Miles Davis, Thelonious Monk en Art Blakey kwamen hier graag demonstraties van geven. Bud Powell en Dexter Gordon bleven voor langere tijd plakken in Parijs. Latere artiesten als Mal Waldron, Charlie Mariano, Don Cherry en Art Ensemble Of Chicago vestigden zich of verbleven lang in Europa en namen op voor progressieve jazzlabels als het Franse BYG/Actuel, het Duitse ECM Records en het Nederlandse Timeless Records.


Saxofonist Don Byas had reeds een grote staat van dienst in Amerika (hij speelde bij onder andere Count Basie, Duke Ellington, Art Blakey en Dizzy Gillespie) toen hij in de jaren 50 aan de Amsterdamse Admiralengracht kwam te wonen. Naar eigen zeggen wist hij in Europa zijn alcoholisme beter te beteugelen, maar hij hoopte ook dat hier nog een markt was voor zijn in bop-tradities gewortelde spel. Hij raakte echter eerder wat vergeten, terwijl hij trouwde met de Nederlandse Johanna Eksteen en leerde karpervissen in de grachten. Byas overleed in 1972.


Mooi zijn de beelden van Ben Webster in zijn eigen kamertje en in de huiskamer van zijn lieftallige hospita aan de Amsterdamse Waalstraat in de documentairefilm Big Ben (1967) van Johan van der Keuken. De fors gebouwde afro-Amerikaan en meester van de zwoele jazzsax, die nog speelde bij de orkesten van Cab Calloway en Duke Ellington, omgeven door een Hollandse spruitjeslucht. Desondanks maakt hij er het beste van. Hij gaat af en toe biljarten met Don Byas en speelt door heel Europa met Amerikaanse en lokale collega’s. Tijdens een concert in het nog steeds bestaande Leidse grand café De Twee Spieghels krijgt Webster een beroerte en sterft hij kort daarop, op 20 september 1973.


Niet alleen het Europese speelbeleid was aantrekkelijker dan in Amerika. In de jaren 70 en 80 was met name Amsterdam een mekka voor heroïnegebruikers. In die periode zwierf de verslaafde en aan lager wal geraakte Amerikaanse trompettist en zanger Chet Baker door Europa, waar deze voormalige posterboy van de melancholieke cool jazz nog welkom was op de podia en in iedere stad een dealer had zitten. Een vast adres had hij niet, in Amsterdam verbleef Baker meestal in een kamer aan de Da Costakade of aan de Lijnbaansgracht boven jazzcafé De Kroeg. Soms stapte hij onverwacht met zijn trompet het podium op tijdens jamsessies in jazzcafés in Amsterdam en Rotterdam. Op 13 mei 1988 viel hij onder mysterieuze omstandigheden uit een raam van het Amsterdamse Prins Hendrik Hotel.


Met internationaal befaamde conservatoria in Amsterdam en Rotterdam is Nederland tegenwoordig een broeinest van internationaal talent dat elkaar vindt op de jazzpodia en bij labels als Zennez en DOX. Een scene waarin de grenzen van de jazz worden opgerekt en waarin de Amerikaanse rietblazer Michael Moore zich al sinds de vroege jaren 80 thuis voelt. Moore (1954) komt eind jaren zeventig naar Europa met zijn band Available Jelly. Hij vestigt zich in 1982 definitief in Amsterdam en trekt hier Nederlandse muzikanten aan voor Available Jelly. Daarnaast wordt hij lid van het Instant Composers Pool rond drummer Han Bennink en pianist Misha Mengelberg. Al snel groeit Moore uit tot een veelgevraagde muzikant binnen de jazz en avant-garde muziek. In 1986 ontvangt hij de meest prestigieuze Nederlandse jazz-award de Boy Edgar Prijs.

Mark Ritsema