In 2025 is het 50 jaar geleden dat Dmitri Sjostakovitsj overleed. Hij was de belangrijkste Russische componist van het Sovjet-tijdperk. Zijn carrière werd zowel gevoed als gefnuikt door het communistische regime. Hij was briljant en ambitieus, althans in aanleg. Hij excelleerde in uiteenlopende genres, van kamermuziek tot orkestmuziek en opera. Hij werd echter gedwongen om zich gedeisd te houden na aanvaringen met de autoriteiten. Artistiek gezien groeide hij boven de verdrukking uit, al waren de consequenties voor zijn gezondheid en werkomstandigheden zorgelijk. Met zijn vijftien symfonieën trad hij in de voetsporen van Gustav Mahler.
Lawaai in plaats van muziek
De grote breuk in zijn carrière kwam in 1936. Zijn even meesterlijke als controversiële opera Lady Macbeth van Mtsensk kreeg een vernietigende kritiek. ‘Chaos in plaats van muziek', aldus een artikel in de Pravda dat vermoedelijk onder invloed van Stalin tot stand was gekomen. Sjostakovitsj haalde bakzeil. De al te ambitieuze Vierde Symfonie bleef in de bureaula liggen. De sobere Vijfde Symfonie kreeg een knieval als ondertitel: ‘De reactie van een Sovjetartiest op gerechtvaardigde kritiek’. Het werd zijn meest populaire symfonie. Om de arbeider cultureel te verheffen had Sjostakovitsj een toegankelijke stijl ontwikkeld. Met die eenvoudige stijl begon ook de discussie of Sjostakovitsj’ muziek misschien anders begrepen moest worden. Namelijk niet als Sovjet-propaganda, maar als heimelijke kritiek op de autoriteiten en als troost voor het lijdende Russische volk. Maar is dat ook echt zo? Of willen wij het graag zo beluisteren? Het zal Sjostakovitsj in de eerste plaats om lijfsbehoud zijn gegaan.
Leningrad, Stalingrad, Dresden
In de propagandastrijd van de Tweede Wereldoorlog kwam Sjostakovitsj’ muziek goed van pas. Rond het beleg van Leningrad componeerde hij zijn Zevende Symfonie (1941). De partituur werd op microfilm naar het Westen gesmokkeld. In New York vochten Stokowski, Koussevitzky en Toscanini om de eer wie de Amerikaanse première mocht geven. Dankzij deze geschiedenis kennen we de Zevende als de Leningrad-symfonie. Het werk legde zo wereldwijd getuigenis af van de moed en vaderlandsliefde van het Russische volk. Zelfs een voormalige Rus als Stravinski - bepaald geen liefhebber van epische symfonieën - zat in Los Angeles aan de radio gekluisterd. Suggestief is de zogenaamde ‘invasie episode’. Zo’n 12 maal herhaalt Shostakovich een tamelijk onbenullig deuntje. Bij iedere herhaling nemen klank en dynamiek toe (vergelijkbaar met de Bolero van Ravel), waardoor het niemendalletje uitdijt tot een nachtmerrie.
Kenners geven liever de voorkeur aan de Achtste Symfonie (1943), bijgenaamd Stalingrad. Angstaanjagend is het tweede scherzo, met een kille motoriek die alles lijkt te vermorzelen. Eveneens een eerbetoon aan de slachtoffers van de oorlog is het populaire Achtste Strijkkwartet. Sjostakovitsj componeerde het in 1960 in Dresden toen hij werkte aan een documentaire over het bombardement van de stad. Vooral het tweede deel is nagelbijtend spannend, met een Joodse volksmelodie die ook klinkt in het Tweede Pianotrio. ‘De pseudotragiek van dit kwartet is zodanig dat ik onder het schrijven ervan evenveel tranen heb vergoten als iemand urine vergiet na zes pullen bier’, aldus de componist.
Culturele zuivering van 1948
De culturele repressie kwam andermaal op gang in 1948. Sjostakovitsj was toe aan zijn Negende Symfonie. Zo kort na de oorlog verwachtte men een triomfantelijk werk, een hedendaagse pendant van Beethovens Negende. In plaats daarvan kwam Sjostakovitsj met een ironische bagatel à la Rossini. Wat was het? Circusmuziek? Een cynische parodie? Mede dankzij dit incident volgde een culturele zuivering, gericht tegen alles wat maar een beetje Westers-imperialistisch klonk. Componisten als Sjostakovitsj, Prokofjev, Mjaskovski en Katsjatoerjan kregen het verwijt van ‘formalisme’. Twee jaar eerder was de dichteres Anna Achmatova een vergelijkbare schoffering overkomen. Wrange ironie dat de kwade genius achter dit alles, partijbons Andrej Zjdanov, in het rampjaar 1948 overleed. Hij had de opvolger van Stalin kunnen worden. Na zijn dood werd de partij gezuiverd van zijn aanhangers.
Na die tweede veroordeling hield Sjostakovitsj zich gedeisd. Veel vrienden en collega’s lieten hem als een baksteen vallen. Alcohol, sigaretten en voetbal zorgden voor afleiding. Sjostakovitsj werkte al bijna aan een soort clandestien oeuvre, waaronder Uit Joodse volkspoëzie en het Eerste Vioolconcert. Het eerder gecomponeerde Tweede Pianotrio (1944) was een eerbetoon aan Sjostakovitsj’ leerling Fleischmann, die was omgekomen tijdens het beleg van Stalingrad. In het sinister knokige slotdeel horen we verwijzingen naar de Joodse volksmuziek.
Sjostakovitsj kon hoe dan ook op vijandschap en vernedering rekenen. De officiële Bond van Componisten vergaderde in 1954 zelfs vier dagen over de Tiende Symfonie. In 1950 woonde Sjostakovitsj de 200ste sterfdag van Bach bij in Leipzig. Het Bach-spel van Tatiana Nikolayeva inspireerde hem tot de 24 Preludes en Fuga’s op.87. Zij bracht de cyclus in 1952 in première in Leningrad. In 1955 diepte Sjostakovitsj het Eerste Vioolconcert op vanuit de bureaula. De legendarische David Oistrach verzorgde de première.
Dooi
Na de dood van Stalin in 1953 werd het klimaat minder grimmig. Met zijn Dertiende Symfonie (1962) stak Sjostakovitsj zijn nek nog net iets verder uit. Het openingsdeel was een toonzetting van het gedicht Babi Yar van Jevgeni Jevtoesjenko. ‘Er staat geen gedenksteen bij Babi Yar’, zo begint het. Het gedicht herdacht de duizenden joden die in het gelijknamige ravijn door de nazi’s waren vermoord. Vanwege het antisemitisme lag een dergelijk eerbetoon gevoelig bij de Sovjetautoriteiten. Na de première in 1962 werden Sjostakovitsj en Jevtoesjenko gedwongen de tekst aan te passen.
De Veertiende Symfonie (1969) werd een liedcyclus, vergelijkbaar met Mahlers Das Lied von der Erde. Maar zoals Mahlers Lied het leven bezong, zo ging Sjostakovitsj cyclus over niets dan de dood. Het macabere werk houdt weinig illusies in stand. Behalve dan dat ook deze symfonie beluisterd kan worden als een aanklacht tegen ontmenselijking.
Reputatie
Was Sjostakovitsj een held, een martelaar, een opportunist? Het was niet de enige kwestie rond deze raadselachtige figuur. De Westerse avant-garde van na de oorlog was al net zo kritisch op Sjostakovitsj als de communistische hardliners. Sjostakovitsj was in hun ogen niet meer dan een ‘Sovjet-dweil’ (Otto Ketting) en een Mahler-epigoon. Al aan het einde van de vorige eeuw trokken concertbezoekers zich hier weinig van aan. Ook de officiële muziekwetenschap is milder gaan denken over de zogenaamde traditionele componisten van de moderne tijd. Waaronder Strauss, Britten en uiteraard Sjostakovitsj.
(HJ)