In de wereld van de klassieke muziek komt de ‘muziekleraar’ er vaak bekaaid van af. Iedereen kent de namen van beroemde componisten en legendarische musici. Maar hoe staat het met hun leraren? Zonder getalenteerde docenten zouden de talenten van toen lang zo ver niet zijn gekomen. Daarom brengen we een ode aan een van de belangrijkste compositiedocenten van de twintigste eeuw: Nadia Boulanger (1887-1979).
Weinigen zal haar naam iets zeggen, maar gezien haar legendarische schare ‘leerlingen’ kun je Boulanger gerust de componistenmaker van de twintigste eeuw noemen. Van Aaron Copland, Leonard Bernstein tot John Eliot Gardiner en van Astor Piazzolla tot Philip Glass en Burt Bacharach, allemaal volgden ze voor kortere of langere tijd les bij Boulanger.
Toch doen we Boulanger te kort wanneer we haar ‘slechts’ tot docent reduceren, want ze was veel meer dan dat. Zij maakte naam als een van de eerste vrouwelijke dirigenten. Daarnaast was ze professioneel pianist en organist, en bijzonder getalenteerd als componist. Daarom in dit eerste deel een kennismaking met dit Franse multitalent.
Wie was Nadia Boulanger?
Juliette Nadia Boulanger werd op 16 september 1887 in Parijs geboren als dochter van componist Ernest Boulanger (1815-1900) en de veertig jaar jongere Russische prinses Raïssa Ivanovna Mychetsky, die een tijdje zijn leerling was. Naar verluidt moest de jonge Nadia aanvankelijk weinig van muziek hebben, maar dat veranderde toen haar jongere zusje Lili zes jaar later werd geboren. Al op 10-jarige leeftijd werd Nadia toegelaten tot het Parijse Conservatorium waar ze compositieles kreeg van grootheden als Gabriel Fauré en Charles-Marie Widor. Ook kreeg ze als privéleerling orgelles van Louis Vierne en Alexandre Guilmant.
Net als haar vader decennia eerder, stelde Nadia Boulanger zich tot doel om de prestigieuze compositiewedstrijd Prix de Rome te winnen. Haar eigen deelname in 1908 zorgde echter voor een regelrecht schandaal. In plaats van een verplichte vocale fuga, schreef ze een instrumentale fuga. Het leidde tot een landelijke rel, waar zelfs de Minister van Openbare Informatie aan te pas moest komen om de gemoederen te bedaren. Uiteindelijk drong Boulanger door tot de finale en won de Second Grand Prix met haar cantate La sirène. Een jaar later deed ze alsnog een gooi naar de eerste prijs, maar slaagde er niet in. In 1913 won haar zusje Lili als eerste vrouwelijke componist ooit de Grand Prix met haar cantate Faust et Hélène.
Tussentijds nam toenmalig sterpianist Raoul Pugno de 17-jarige Nadia op sleeptouw. Ze traden regelmatig op als pianoduo. Ook componeerden ze samen de liederencyclus Les heures claires (1909) en de opera La ville morte. Jammer genoeg kwam het door het voortijdige overlijden van Pugno en het begin van de Eerste Wereldoorlog niet tot een opvoering. Anders was dat met Boulangers Fantaisie variée voor piano orkest, dat ze speciaal voor Pugno componeerde. Hij speelde op 23 november 1912 in Berlijn de wereldpremière onder leiding van Nadia Boulanger zelf, die daarmee haar debuut als dirigent maakte.
In 1918 sloeg het noodlot toe, toen zusje Lili op 24-jarige leeftijd na een lang ziekbed overleed. In de eerste jaren na Lili’s dood vond Nadia weliswaar nog inspiratie in de gedichten van Camille Mauclair, met wie ze ook een correspondentie onderhield. In 1921 stopte ze echter het contact. Het lied J’ai frappé (op tekst van Renée de Marquain) is een van haar laatste composities. Deels had dit te maken met het verlies van Lili, die ze als componist talentvoller vond dan zichzelf. Aan de andere kant moet gebrek aan zelfvertrouwen en een altijd zelfkritische houding haar parten hebben gespeeld.
In de daaropvolgende decennia legde Nadia zich niet alleen toe op de promotie van de muziek van haar zus, ook maakte ze zich sterk voor muziek van jongere generaties componisten. Zo bracht ze als organist en als dirigent veel nieuwe muziek in première, waaronder Aaron Coplands Symphony for Organ and Orchestra (1924) en Dumbarton Oaks (1938) van Igor Stravinski.
Ook brak Nadia Boulanger een lans voor de muziek van Claudio Monteverdi. Met haar in 1936 opgerichte vocaal ensemble (zowel bestaand uit professionele als amateurzangers) maakte ze een van de eerste en daarmee voor lange tijd omvangrijkste opnamen van Monteverdi’s muziek. Hoewel het voor hedendaagse oren even wennen is dat Boulanger de zangers op piano begeleidt, heeft haar interpretatie veel zeggingskracht. Ze was hiermee zonder twijfel een van de eerste pioniers van de historische uitvoeringspraktijk.
Hoewel ze ook naam maakte als componist, pianist, organist en dirigent, wordt Nadia Boulanger vooral geroemd om haar uitzonderlijke kwaliteiten als docent en coach. Ondanks toenemende doofheid en slecht zicht bleef ze tot kort voor haar dood actief. De persoonlijke manier waarop ze het talent van honderden, inmiddels vooraanstaande componisten en musici wist te stimuleren, maakt haar tot een blijvend invloedrijke kracht in de muziekgeschiedenis van de twintigste eeuw.
Jan-Willem van Ree
