De zesde symfonie wordt bij veel componisten nogal eens beschouwd als het kleine zusje naast een aantal grote broers. Hier valt veel tegenin te brengen. Laten we als experiment een aantal van die zesden op een rij zetten. Al was het maar om ons te verwonderen.
De mythe wil dat de ‘Negende’ de laatste symfonie van een reeks moet zijn. Zo is het sinds Beethoven bepaald, zo staat het in de sterren geschreven. Neemt niet weg dat er genoeg voorbeelden te vinden zijn die dit gebod ontkrachten. Immers, Sjostakovitsj en Mjaskovski wisten ook na hun negende niet van ophouden.
Toch is het verleidelijk om de ‘negende’ als magische grens te beschouwen. Het suggereert immers hoe een levenswerk tot wasdom komt, meegroeiend met de maker. Iedere afzonderlijke symfonie wordt zo tot een essentiële schakel in een negendelige meta-symfonie, alsof het zo heeft moeten zijn. Of is dit allemaal maar onzin?
Neem het verschijnsel van de Zesde Symfonie. In veel reeksen springt de vijfde symfonie er vaak uit qua populariteit. De zesde wordt nogal eens beschouwd als het kleine zusje naast een aantal grote broers. Ook hier valt veel tegenin te brengen. Maar toch, laten we als experiment een aantal van die zesden op een rij zetten. Al was het maar om ons te verwonderen.
Anton Bruckners complexe Vijfde Symfonie deed veel voor zijn zelfvertrouwen. Zijn Zesde Symfonie steekt daar bescheiden tegen af. Die beknoptheid is eerlijk gezegd ook haar kracht: eindelijk een Bruckner-symfonie waar de ideeën niet als megalieten tegenover elkaar staan, maar logisch op elkaar volgen. Dan het ontroerende Adagio, met een gevoelige solo voor de hobo.
Bij veel romantische symfonieën kunnen we ons een held voorstellen, op weg naar de overwinning. Gustav Mahlers Zesde Symfonie is wat dat betreft een anti-symfonie, alsof een terdoodveroordeelde wanhopig vecht voor zijn behoud. De indrukwekkende finale kent glorieuze momenten, tegen beter weten in. Die euforie maakt de capitulatie des te schrijnender.
Het majestueuze hoornthema in de finale van Jean Sibelius’ Vijfde Symfonie zou geïnspireerd zijn door een vlucht van rondcirkelende zwanen. Het werd hoe dan ook een gedenkwaardig hoogtepunt van de twintigste-eeuwse symfonische muziek. Sibelius’ minder bekende Zesde Symfonie is zeker zo indrukwekkend. Lastig is de timing van de grote tempoverschillen, waardoor in sommige uitvoeringen de vaart er helemaal uitgaat. Bij een juiste aanpak ontstaat echter een griezelig momentum, in weerwil van de pastorale sfeer.
In de muziek zorgt disbalans vaak voor eenheid. Het hoogtepunt van een compositie ligt daarom zelden in het symmetrische midden. Dmitri Sjostakovitsj voerde deze gouden regel wel heel ver door in zijn Zesde Symfonie. Het openingsdeel is lang en duister. Het tweede deel is een vlot scherzo, het derde deel een galop à la Rossini. Bij elkaar zijn de snelle delen korter dan het broeierige openingsdeel. Alles bij elkaar duurt het zo’n 30 minuten. Kortom, een fascinerend, raadselachtig experiment, dat in het politiek beladen jaar 1939 nauwelijks aandacht trok.
In 1944 werkte Sergej Prokofjev zowel aan zijn Vijfde als Zesde Symfonie. De Vijfde werd een groot succes. De emotionele Zesde kostte het publiek meer moeite. Prokofjev zei er het volgende over: 'We bejubelen weliswaar de overwinning, maar een ieder van ons heeft wonden die niet zullen genezen (...) we mogen dit niet vergeten.’ Die boodschap viel slecht bij de Sovjetregering, zo kort na de overwinning op nazi-Duitsland. Vandaar dat Prokofjev in 1948 tot de kunstenaars behoorde die berispt werden wegens ‘formalisme’.
Ook Ralph Vaughan Williams’ Zesde Symfonie (1948) leed onder de populariteit van de voorafgaande Vijfde. De Zesde eindigde met een kil klanktapijt, dat als grondmist over de velden golft. Zoveel leegte, dit moest wel een postnucleair landschap zijn, zo dacht men aan het begin van de Koude Oorlog. Vaughan Williams hield niet van zulke verklaringen. Zelf associeerde hij deze muziek met de monoloog van de tovenaar Prospero uit The Tempest (Shakespeare): Wij zijn de stof van dromen, ons leven is omringd door slaap.
Hans Jacobi
