Terug naar boven

Klassiek: Nadia Boulanger, de componistenmaker van de twintigste eeuw (II)

Nadia Boulanger (1887-1979) componeerde, dirigeerde en speelde orgel en piano op hoog niveau, maar haar belangrijkste bijdrage aan de muziekgeschiedenis was die als docent. In de loop van haar lange leven begeleidde ze honderden talenten: van jonge conservatoriumstudenten tot internationale grootheden. Sommigen kwamen voor een paar lessen, anderen bleven jarenlang terugkomen. Velen groeiden uit tot sleutelfiguren in de klassieke muziek, jazz en popmuziek, zoals Aaron Copland, Leonard Bernstein, Astor Piazzolla, Philip Glass en Burt Bacharach.

Lesgeven begon voor Boulanger als iets vanzelfsprekends. Al op jonge leeftijd werd ze door haar eigen leraren Louis Vierne en Gabriel Fauré om advies gevraagd. Wat begon met het coachen van haar zusje Lili groeide uit tot een levenslange roeping. Ze gaf les aan het Parijse conservatorium, aanvankelijk als assistente van Fauré, later als zelfstandig docent. Van 1948 tot 1978 was ze artistiek leider van het Conservatoire Américain in Fontainebleau. Legendarisch waren haar woensdagse theebijeenkomsten, waar kunstenaars, schrijvers en componisten elkaar troffen. Daarvoor hield ze open huis in haar appartement aan de Parijse Rue Ballu.


De Amerikaanse componist Aaron Copland was een van haar eerste belangrijke leerlingen. Van 1921 tot 1924 verbleef hij in Parijs, waar hij compositieles van Boulanger kreeg. Tijdens de wekelijkse theesessies bij haar thuis ontmoette hij de culturele elite van Parijs. Copland noemde haar later ‘een verbindende schakel in de lange traditie van de Franse intellectuele vrouw bij wie in de salon filosofie werd bedreven en politieke geschiedenis werd geschreven.’ Als dank droeg hij zijn Symphony for Organ and Orchestra aan haar op, waarbij Boulanger tijdens de première zelf de orgelpartij speelde.


Waar Copland bij Boulanger vooral inspiratie vond, zocht Leonard Bernstein juist richting. Tijdens hun gesprekken wees ze hem op de morele verantwoordelijkheid van de componist. Muziek moest eerlijk zijn, niet gemaakt om te behagen. Bernstein zei later dat zij hem had geleerd dat emotie en intellect geen tegenpolen hoefden te zijn, destijds een wezenlijke kwestie in de muziek. Die les bleef hoorbaar in zijn veelzijdige oeuvre, waarin theater, kerk en concertzaal moeiteloos samengaan. In zijn Chichester Psalms klinkt die eenheid van geest, hart en ambacht duidelijk door.


Niet iedereen werd zomaar haar leerling. George Gershwin bijvoorbeeld ving bot toen hij in 1928 bij haar aanklopte. ‘Ik kan je niets leren', luidde haar korte antwoord. Boulanger vreesde namelijk dat een klassieke scholing Gershwins natuurlijke jazzidioom zou aantasten. Het contrast met haar andere leerlingen is veelzeggend: Gershwin had zijn stem als componist al gevonden, terwijl anderen nog op zoek waren naar hun muzikale identiteit, zoals Astor Piazzolla

. Toen Piazzolla bij Nadia Boulanger in de leer ging, had hij al zijn Sinfonía Buenos Aires (1951) op zijn naam staan, waarmee hij een stipendium won. Toen ze vroeg of hij nog andere dingen componeerde, gaf Piazzolla schoorvoetend toe dat hij ook weleens tango’s schreef. Boulanger vroeg hem om iets van deze muziek te laten horen. Nadat hij een van zijn tango’s had gespeeld, zei ze: ‘maar dit ben jij!’ Die ene zin gaf hem het zelfvertrouwen zijn Argentijnse wortels te omarmen en de tango van binnenuit te vernieuwen. De nuevo tango die daarop ontstond was het directe resultaat van haar aansporing tot eerlijkheid: trouw blijven aan jezelf is de hoogste vorm van vakmanschap.


Het bijzondere aan Boulangers aanpak was de combinatie van persoonlijke aandacht en absolute discipline. Elke week moesten studenten een Bach-prelude spelen, een fuga schrijven en bladzijden contrapunt bestuderen. ‘Ze hamerde het er gewoon in, tot je het begreep,’ schrijft Philip Glass in zijn autobiografie. Twee seizoenen lang werd Glass door haar getraind in harmonie, contrapunt en muziekanalyse, voordat hij serieus aan eigen composities mocht werken. Pas toen begreep Glass haar doel: techniek was niet het eindpunt, maar het fundament van stijl. ‘Een persoonlijke stijl,’ schrijft hij, ‘kan niet bestaan zonder een solide technische basis.’ Die les vormde zijn denken voorgoed. In zijn minimalistische composities klinkt ze nog na: eenvoud als discipline, niet als gemakzucht.


Ook voor pianist en songwriter Burt Bacharach betekende de ontmoeting met Nadia Boulanger een keerpunt in zijn carrière. Op aanraden van Darius Milhaud zocht hij haar op in Fontainebleau, waar zij de essentie van het componeren bijbracht: helderheid en de noodzaak dat iedere noot ertoe moet doen. ‘Ze liet me inzien dat elke noot een functie heeft, en als dat niet zo is, moet je hem weglaten,’ zei Bacharach daarover. Die les hoor je terug in zijn elegante popcomposities, waarin complexe akkoorden en subtiele maatwisselingen natuurlijk aandoen. In songs als Alfie, The Look of Love en Raindrops falling on my head echoot de Franse helderheid die Boulanger hem bijbracht.

Van Copland tot Bernstein en van Piazzolla tot Bacharach: elk van hen vond in Nadia Boulanger een persoonlijke spiegel. Zij leerde hen dat muziek pas zin krijgt wanneer vorm, gevoel en overtuiging samenvallen. Of het nu ging om een symfonie, een tango of een popsong, haar boodschap bleef dezelfde: wees eerlijk tegenover jezelf en daarmee ook over je muziek.

Jan-Willem van Ree