Het levensverhaal van de in 1902 in Berlijn geboren componist Stefan Wolpe werd gekenmerkt door zowel sociale betrokkenheid als individualisme. De sociale betrokkenheid uitte zich ondermeer in de talloze liederen over politieke thema's, die hij in de jaren '30 schreef voor de socialistische beweging. In zijn werken uit die tijd blijkt echter ook dat hij op zoek was naar een evenwicht tussen het
… eenvoudige idioom van zijn proletarische muziek en zijn experimenten met atonaliteit, waar hij eigenlijk de voorkeur aangaf. Waarschijnlijk heeft hij zich dan ook meer thuis gevoeld in het culturele klimaat van het Black Mountain College te North Carolina, waarvan hij in het begin van de jaren '50 directeur was. Dit instituut was op dat moment hèt centrum van de Amerikaanse avant-garde, met belangrijke persoonlijkheden als componist John Cage, pianist David Tuder en danser Merce Cunningham. Uit deze periode stamt Wolpe's "Quartet for oboe, cello, piano and percussion". Veel eenvoudiger van stijl is de "Cantata for voice, voices and instruments" uit 1963. Zeer opvallend is het eerste deel, waarin Wolpe een tekst van Hölderlin zowel in het Duits als in een Engelse vertaling gebruikt. Kennelijk wilde hij op deze wijze een "enduring doubleness of tongue" suggereren: met deze woorden typeerde hij althans zijn Amerikaanse ballingschap. Wolpe's laatste levensjaren werden overschaduwd door de ziekte van Parkinson, waaraan hij in 1972 overleed. Niettemin ontstonden er in deze periode belangrijke werken als het "Strijkkwartet" dat hij in 1969 schreef voor het Julliard Quartet. De genoemde kwartetten en cantate zijn op cd verschenen tot de uitvoerenden behoren ondermeer de Gruppe Neue Musik Hanns Eisler en het Silesian String Quartet. (H.J.)_meer