Piano en forte, velen zullen deze muziektermen wel kennen: zacht en hard. De Venetiaanse componist Giovanni Gabrieli gebruikte deze termen voor het eerst in een muziekstuk, rond 1600, in zijn toepasselijk getitelde ‘Sonata pian’ e forte’. Maar Gabrieli is niet alleen hierom bekend: hij was ook nog eens één van de eersten die ‘meerkorige’ muziek schreef, waarbij een vocaal of instrumentaal ensemble in groepen werd verdeeld over de ruimte. Dit moet een spectaculair effect hebben gehad in de gigantische Basiliek van San Marco in Venetië. Met zijn vaak grootse en bedwelmende muziek maakte Gabrieli veel indruk, niet alleen in Venetië maar ook in de rest van Europa, met name in Duitsland. Dit zorgde er voor dat vele componisten hem als docent wilden, waaronder Heinrich Schütz. De twee belangrijkste bundels met Gabrieli’s werk zijn de ‘Sacrae symphoniae’ uit 1597 en de postuum verschenen ‘Canzoni et sonate’ uit 1615. (TC)
Samen met Schütz en Scheidt vormt Schein het trio dat bepalend is voor de Duitse zeventiende-eeuwse muziek. Schein bleek al snel zowel een begaafde student als een muzikaal talent. Na onder andere een rechten- en letterkunde-studie werd hij muziekleraar en later kapelmeester. Scheins leven werd helaas geteisterd door ziekte en dood: van zijn in totaal tien kinderen overleefden er maar twee, en zijn eerste vrouw overleed vroeg. Ook zijn eigen gezondheid was niet goed, en hij zou al op zijn 44e sterven: bijna half zo oud als zijn goede vriend Schütz. In zijn vrij korte leven heeft Schein echter wel indrukwekkende muziek geschreven. De meeste werken zijn te vinden in bundels: de vocale werken in Opella nova (1618), Israelis Brünlein (1623) en het latere Cantional (1645), en het instrumentale Banchetto musicale (1617) vormen hoogtepunten in de Duitse 17e eeuw. (TC)
Samuel Scheidt werd op 3 november 1587 geboren in de stad Halle. Hij geldt als een van de belangrijkste componisten van de Duitse vroegbarok, naast Heinrich Schütz en Johann Hermann Schein. Scheidt studeerde rond 1608 bij 'onze' Sweelinck in Amsterdam. Na terugkeer in Halle werkte hij samen met o.a. Michael Praetorius en Heinrich Schütz. In de jaren 1620-1625 viel zijn meest productieve periode. Hij publiceerde achtereenvolgens een bundel met motetten (Cantiones Sacrae, 1620), drie bundels instrumentale muziek (Ludi Musici, 1621, 1622, 1624) en de driedelige orgelcollectie Tabulatura Nova (1624). Aan deze gelukkige periode kwam abrupt een einde door toedoen van de dertigjarige oorlog. Het rampjaar was echter 1636, toen de pest hem binnen een maand van al zijn vier kinderen beroofde. Ook in dit decennium bleef Scheidt publiceren, waaronder vier bundels Geistliche Concerte. Een publicatie rond 1630 met fantasieën van zijn leermeester Sweelinck is helaas verloren gegaan. (HJ)