Gaetano Donizetti werd in 1797 geboren in een donkere kelder in Bergamo. Het gezin met zes kinderen was arm, maar Donizetti had het geluk gratis muziekonderwijs te kunnen volgen op de school van operacomponist Simone Mayr. Mayr erkende Donizetti's talent, gaf hem compositielessen en zorgde ervoor dat hij zijn studie in Bologna kon vervolgen. Ook hielp hij hem aan zijn eerste operaopdracht. Donizetti werkte keihard en componeerde jarenlang zo'n vier opera's per jaar. Een groot deel van zijn carrière werkte hij in Napels, wat wel als verklaring gegeven wordt waarom hij in artistiek opzicht relatief conventioneel bleef. Het operapubliek in Napels had een conservatieve smaak en de censuur was er uitzonderlijk streng: geen grof geweld of 'onfatsoenlijke' romantische relaties op het podium. Als Donizetti echter uitgedaagd werd door een uitzonderlijk libretto, kon hij wel degelijk conventies doorbreken. Hij had het talent om razendsnel te kunnen componeren en schreef in totaal zo'n tachtig opera's in zowel het serieuze als het komische genre. L'Elisir d'Amore en Don Pasquale zijn nog steeds populair dankzij de vrolijke en levenslustige muziek, de opzwepende ritmiek en tedere melodieën. Van zijn serieuze opera's is Lucia di Lammermoor met de beroemde waanzinaria favoriet. Donizetti stierf in 1848 in Bergamo na maandenlang te zijn opgenomen in een inrichting in Parijs, dement en verlamd door de gevolgen van syfilis. Een triest einde van een componist die bij zijn collega's bekend stond als een warme en sympathieke persoonlijkheid. (CP)
Pergolesi werd slechts 26 jaar oud. Zijn voortijdige einde markeerde het begin van een cultstatus zoals men dat in de 18e eeuw eigenlijk niet gewend was. Vooral Pergolesi's komische tweeakter La Serva Padrona werd razend populair. In Parijs legde deze komedie een bom onder de ouderwetse en gesubsidieerde operacultuur van Lully en Rameau. Niet minder succesvol was het Stabat Mater voor sopraan en alt, dat het meest herdrukte werk van de 18e eeuw zou worden. Iedereen heeft wel eens de opening van dit werk gehoord, met zijn even schrijnende als geraffineerde spel van consonanten en dissonanten. Niemand minder dan Bach maakte een bewerking van dit Stabat Mater, onder de titel Tilge, Höchester, meine Sünden (BWV.1083). (HJ)
Gioachino Rossini werd in 1797 geboren in Pesaro als zoon van een hoornist en een operazangeres. Zijn jeugd bracht hij door in het operatheater en op veertienjarige leeftijd ging hij compositie studeren in Bologna, waar hij onderwijs kreeg in strikt contrapunt. Spoedig componeerde Rossini de ene opera na de andere: zijn beroemde komische opera's (waaronder Il Barbiere di Siviglia) toen hij begin twintig was, de meeste van zijn serieuze opera's in Napels toen hij eind twintig was. Rossini's meeslepende ritmische muziek met zijn orkestrale uitbundigheid en coloratuurvuurwerk veroverde de wereld, tot ergernis van academici en critici. Hij was eenendertig toen hij Italië verliet voor Londen en Parijs. Zijn succes daar maakte hem puissant rijk. In Parijs componeerde Rossini nog een paar opera's en toen werd het stil. Guillaume Tell bleek zijn laatste opera hoewel hij nog bijna veertig jaar zou leven. Als redenen voor zijn onverwachte pensioen worden ziekte, financiële zekerheid en ongunstige politieke en artistieke omstandigheden genoemd. Rossini worstelde twintig jaar lang met zijn gezondheid. In 1855 keerde hij terug naar Parijs, waar hij weer opbloeide. Samen met zijn vrouw organiseerde hij er diners voor de elite. Voor deze gelegenheden componeerde hij zijn vele kamermuziek die hij Péchés de Vieillesse noemde. Hij stierf in 1868. Rossini's imago wordt bepaald door de vele humoristische anekdotes die over hem bestaan. Dat heeft zijn nadelen gehad, want Rossini's komische opera's mogen dan wel meesterlijk zijn, de componist heeft meer invloed gehad met zijn serieuze opera's waarmee hij de basis legde voor de romantische opera's van Donizetti en Bellini. (CP)