Dat Josquin Desprez een van de invloedrijkste componisten uit de Renaissance zou worden, is mede te danken aan de loftuitingen waarmee de hervormer Martin Luther hem overspoelde. Luther vond Josquins muziek een voorbeeld van hoe je teksten in muziek kon uitdrukken. En als je motetten van Josquin beluistert, begrijp je direct wat Luther bedoelt: ook nu nog is Josquins muziek bijzonder aansprekend en aangrijpend. Dankzij Luthers reclame werd Josquin na zijn dood een echte held in de Duitse 16e eeuw. Deze populariteit zorgde er zelfs voor dat uitgevers regelmatig muziek uitbrachten die zogenaamd door Josquin geschreven zou zijn, zodat het goed zou verkopen! Nadeel van deze praktijken is, dat het tegenwoordig een wetenschap apart is om uit te vogelen welke stukken nu echt van Josquins hand zijn… Zijn authentieke werken munten echter uit in helderheid, vindingrijkheid en diepzinnigheid. Enkele hoogtepunten zijn de motetten ‘Miserere mei’, ‘Stabat Mater’, het beroemde ‘Ave Maria’, ‘Ut Phoebi Radiis’, de klaagzang na Ockeghems overlijden (de ‘deploration’) en de Missa Gaudeamus en de twee ‘L’homme arme’ missen. (TC)
Lassus was de duizendpoot van de late Renaissance; bovendien een ongelooflijk productieve. Hij schreef missen, motetten, lamentaties, hymnen, madrigalen, chansons, Duitse liederen en nog meer. Het was bovendien snel duidelijk dat de jonge Lassus uitzonderlijk getalenteerd was. Al op zijn twaalfde werd hij van zuidwest België naar Italië gestuurd, om daar carrière te maken. Bijna vijftien jaar reisde hij rond voordat hij zich in München vestigde. Daar bleef hij bijna veertig jaar, tot aan zijn dood. Zijn enorme talent en werklust maakten hem al snel beroemd, zowel in Duitsland als daarbuiten – hij kreeg bijnamen als ‘le divin Orlande’. Ook zijn sociale status groeide snel, zowel bij koningen en keizers als bij de paus, die hem tot Ridder bevorderde. In zijn muziek was Lassus zeer veelzijdig, zowel wat betreft genre als stijl. Van de vroege, speelse madrigalen tot de indrukwekkende ‘Lagrime di San Pietro’ (vlak voor zijn dood geschreven) en de religieuze werken: overal voelde hij zich als een vis in het water. Het is dan ook niet voor niets dat hij tot op de dag van vandaag gezien wordt als één van de grote componisten van zijn tijd. (TC)
Pierre de la Rue was een echte Belg: geboren in Doornik/Tournai werkte hij in de eerste decennia van zijn leven in Brussel, Gent en Den Bosch, en hij zou in Kortrijk zijn laatste jaren slijten. In de tussentijd heeft hij echter slechts één werkgever en –plek gehad, aan de ‘Grande chapelle’ van het Habsburgs-Bourgondische hof. Hier ontwikkelde hij zich tot een bijzonder productief componist. Hij componeerde vooral een enorm aantal missen, maar ook motetten en chansons. In deze werken toont hij zich een virtuoos in contrapunt: het wemelt in de missen van de canons. Er zijn vierstemmige werken die uit één enkele melodie voortkomen! Verder componeerde De la Rue zowel één van de vroegste meerstemmige Requiems als een unieke cyclus van Magnificatzettingen in verschillende toonsoorten. Raar genoeg is Pierre de la Rue doorgaans wat minder bekend dan tijdgenoten als Josquin – maar zijn muziek leent zich uitstekend voor een lange grasduintocht, waarbij vele pareltjes te ontdekken zijn. (TC)
Adrian Willaert is te zien als een soort scharnierpunt naar de muziek van de late Renaissance en vroege Barok. Geboren in Rumbeke, ging hij snel na zijn opleiding naar Italië. Daar werkte hij kort in Ferrara, om zich vervolgens te vestigen in Venetië, waar hij tot zijn dood voor de grote San Marco Basiliek zou blijven werken – een periode van ruim 34 jaar. Naast zijn activiteiten als musicus en componist gaf hij ook les aan een unieke groep van getalenteerde studenten, onder wie Cipriano de Rore en Costanzo Porta. Centraal in Willaerts oeuvre staan de motetten, vooral die uit de invloedrijke ‘Musica nova’ bundel, uitgegeven in 1559. Enkele jaren daarvoor baarde hij al opzien met meerstemmige composities voor de getijden (zoals vespers), waarin ook hymnen voor het hele kerkelijk jaar te vinden waren. Deze aandacht voor de getijden is opmerkelijk in een tijd waarin componisten zich vooral op muziek voor de mis richtten. Willaert speelde ook een doorslaggevende rol in het ontstaan van het instrumentale ricercare, en was bovendien een belangrijke voorloper voor de meerkorige muziek in Venetië. (TC)
Sinds zijn dood is Dufay vrijwel steeds beschouwd als één van de belangrijkste componisten uit de vijftiende eeuw. In zijn leven als componist en zanger heeft Dufay, zoals zo velen in zijn tijd, flink door Europa gereisd, hoewel hij de meeste jaren doorbracht in Kamerijk/Cambrai, in noord-Frankrijk. Al vroeg bleek Dufay een getalenteerde musicus en veelbelovende componist: al op zijn veertiende kreeg hij de nodige ondersteuning, en dure kado’s, van de plaatselijke Kathedraal. Hij zou nooit een universitaire opleiding doen, maar wist wel goede posities binnen de Kerk te bemachtigen, zodat hij zich doorgaans in de betere kringen kon begeven. Dufay componeerde in alle belangrijke genres van zijn tijd, van grootse motetten en intieme chansons tot liturgische muziek. Dufay’s stijl is verbazend consistent, en er zijn weinig grote veranderingen in zijn composities te bemerken. De enige ontwikkeling die te ontwaren is, is dat hij in zijn jongere jaren wat kortere en ritmisch markante melodieën schreef, en later in zijn leven steeds vloeiender en mildere muzikale lijnen gebruikte. Zijn motetten en de Missa Se la face ay pale werden het bekendst – en nog steeds de moeite waard. (TC)