Al op zeer jonge leeftijd gaf Hans Leo Hassler blijk van muzikale begaafdheid. Hij werd onder anderen door zijn vader opgeleid in de stijl van de school van
Orlando di Lasso. Tijdens een verblijf van ruim een jaar in Venetië studeerde hij bij
Andrea Gabrieli en maakte kennis met de muziektheoreticus
Zarlino en met
Giovanni Gabrieli. Zijn ervaringen en kennis nam Hassler mee terug naar Augsburg, waar hij ging werken als componist en leraar. Hasslers vocale muziek werd breed verspreid en was zo behoorlijk invloedrijk. (LW)
meer
Samen met Schütz en Scheidt vormt Schein het trio dat bepalend is voor de Duitse zeventiende-eeuwse muziek. Schein bleek al snel zowel een begaafde student als een muzikaal talent. Na onder andere een rechten- en letterkunde-studie werd hij muziekleraar en later kapelmeester. Scheins leven werd helaas geteisterd door ziekte en dood: van zijn in totaal tien kinderen overleefden er maar twee, en zijn eerste vrouw overleed vroeg. Ook zijn eigen gezondheid was niet goed, en hij zou al op zijn 44e sterven: bijna half zo oud als zijn goede vriend Schütz. In zijn vrij korte leven heeft Schein echter wel indrukwekkende muziek geschreven. De meeste werken zijn te vinden in bundels: de vocale werken in Opella nova (1618), Israelis Brünlein (1623) en het latere Cantional (1645), en het instrumentale Banchetto musicale (1617) vormen hoogtepunten in de Duitse 17e eeuw. (TC)
Lassus was de duizendpoot van de late Renaissance; bovendien een ongelooflijk productieve. Hij schreef missen, motetten, lamentaties, hymnen, madrigalen, chansons, Duitse liederen en nog meer. Het was bovendien snel duidelijk dat de jonge Lassus uitzonderlijk getalenteerd was. Al op zijn twaalfde werd hij van zuidwest België naar Italië gestuurd, om daar carrière te maken. Bijna vijftien jaar reisde hij rond voordat hij zich in München vestigde. Daar bleef hij bijna veertig jaar, tot aan zijn dood. Zijn enorme talent en werklust maakten hem al snel beroemd, zowel in Duitsland als daarbuiten – hij kreeg bijnamen als ‘le divin Orlande’. Ook zijn sociale status groeide snel, zowel bij koningen en keizers als bij de paus, die hem tot Ridder bevorderde. In zijn muziek was Lassus zeer veelzijdig, zowel wat betreft genre als stijl. Van de vroege, speelse madrigalen tot de indrukwekkende ‘Lagrime di San Pietro’ (vlak voor zijn dood geschreven) en de religieuze werken: overal voelde hij zich als een vis in het water. Het is dan ook niet voor niets dat hij tot op de dag van vandaag gezien wordt als één van de grote componisten van zijn tijd. (TC)
Velen kennen Heinrich Isaac vooral van zijn twee beroemde zettingen van ‘Innsbruck, ich muss dich lassen’. Isaac is echter de auteur van een enorm oeuvre, waarmee hij al snel faam verwierf. Isaac werd in Vlaanderen geboren en had een goede opleiding, ondanks het feit dat hij geen kerkelijke carrière opbouwde (ongebruikelijk voor iemand van zijn statuur!). Hij was getrouwd maar bleef waarschijnlijk zijn levenlang kinderloos. Isaacs loopbaan liep uitermate voorspoedig, bij twee van de belangrijkste werkgevers van zijn tijd: na een positie rond de legendarische Italiaanse Medici-familie werd hij hofcomponist bij koning Maximiliaan I. Heinrich Isaac is vooral invloedrijk gebleken door zijn miscomposities. Hij schreef maar liefst 36 missen, velen ervan gebaseerd op traditionele gregoriaanse melodieën. Daarnaast wilde hij met zijn monumentale ‘Choralis Constantinus’ voor alle zondagen van het jaar misgezangen schrijven, maar helaas bleef het project onvoltooid. Isaac schreef verder nog vele motetten en liederen, waarmee duidelijk wordt hoe ongelofelijk productief en veelzijdig hij was. Deze creatieve energie en werklust blijkt ook uit een opmerking van een potentiële werkgever, die zei dat Isaac componeerde als hem dat gevraagd werd en niet slechts als hij dat zelf wilde, zoals Josquin... (TC)
Pierre de la Rue was een echte Belg: geboren in Doornik/Tournai werkte hij in de eerste decennia van zijn leven in Brussel, Gent en Den Bosch, en hij zou in Kortrijk zijn laatste jaren slijten. In de tussentijd heeft hij echter slechts één werkgever en –plek gehad, aan de ‘Grande chapelle’ van het Habsburgs-Bourgondische hof. Hier ontwikkelde hij zich tot een bijzonder productief componist. Hij componeerde vooral een enorm aantal missen, maar ook motetten en chansons. In deze werken toont hij zich een virtuoos in contrapunt: het wemelt in de missen van de canons. Er zijn vierstemmige werken die uit één enkele melodie voortkomen! Verder componeerde De la Rue zowel één van de vroegste meerstemmige Requiems als een unieke cyclus van Magnificatzettingen in verschillende toonsoorten. Raar genoeg is Pierre de la Rue doorgaans wat minder bekend dan tijdgenoten als Josquin – maar zijn muziek leent zich uitstekend voor een lange grasduintocht, waarbij vele pareltjes te ontdekken zijn. (TC)
Matthaeus Pipelare was van Vlaamse afkomst. Veel is er niet van hem bekend, maar zeker is dat zijn werken werden uitgevoerd in de kathedraal van Antwerpen door Jacob Obrecht. Veel van zijn werken zijn verloren gegaan toen deze kathedraal in 1566 werd verwoest. Gelukkig waren er ook op andere plaatsen manuscripten zodat niet alles verloren is gegaan. Zijn werken zijn gevonden in combinatie met die van grote componisten als Josquin, Isaac en De la Rue hetgeen wel iets zegt over de hoge kwaliteiten ervan. (LW)
Dat Josquin Desprez een van de invloedrijkste componisten uit de Renaissance zou worden, is mede te danken aan de loftuitingen waarmee de hervormer Martin Luther hem overspoelde. Luther vond Josquins muziek een voorbeeld van hoe je teksten in muziek kon uitdrukken. En als je motetten van Josquin beluistert, begrijp je direct wat Luther bedoelt: ook nu nog is Josquins muziek bijzonder aansprekend en aangrijpend. Dankzij Luthers reclame werd Josquin na zijn dood een echte held in de Duitse 16e eeuw. Deze populariteit zorgde er zelfs voor dat uitgevers regelmatig muziek uitbrachten die zogenaamd door Josquin geschreven zou zijn, zodat het goed zou verkopen! Nadeel van deze praktijken is, dat het tegenwoordig een wetenschap apart is om uit te vogelen welke stukken nu echt van Josquins hand zijn… Zijn authentieke werken munten echter uit in helderheid, vindingrijkheid en diepzinnigheid. Enkele hoogtepunten zijn de motetten ‘Miserere mei’, ‘Stabat Mater’, het beroemde ‘Ave Maria’, ‘Ut Phoebi Radiis’, de klaagzang na Ockeghems overlijden (de ‘deploration’) en de Missa Gaudeamus en de twee ‘L’homme arme’ missen. (TC)
Adrian Willaert is te zien als een soort scharnierpunt naar de muziek van de late Renaissance en vroege Barok. Geboren in Rumbeke, ging hij snel na zijn opleiding naar Italië. Daar werkte hij kort in Ferrara, om zich vervolgens te vestigen in Venetië, waar hij tot zijn dood voor de grote San Marco Basiliek zou blijven werken – een periode van ruim 34 jaar. Naast zijn activiteiten als musicus en componist gaf hij ook les aan een unieke groep van getalenteerde studenten, onder wie Cipriano de Rore en Costanzo Porta. Centraal in Willaerts oeuvre staan de motetten, vooral die uit de invloedrijke ‘Musica nova’ bundel, uitgegeven in 1559. Enkele jaren daarvoor baarde hij al opzien met meerstemmige composities voor de getijden (zoals vespers), waarin ook hymnen voor het hele kerkelijk jaar te vinden waren. Deze aandacht voor de getijden is opmerkelijk in een tijd waarin componisten zich vooral op muziek voor de mis richtten. Willaert speelde ook een doorslaggevende rol in het ontstaan van het instrumentale ricercare, en was bovendien een belangrijke voorloper voor de meerkorige muziek in Venetië. (TC)
Gesualdo moest eens weten hoezeer het beeld van hem nog steeds bepaald wordt door zijn beruchte moord op zijn overspelige vrouw en de bij haar aangetroffen bedpartner in oktober 1590. Het verhaal past dan ook moeiteloos bij de extreme muziek die Gesualdo componeerde – en dat had hij zelf ongetwijfeld ook goed door: hij zocht in alles de provocatie doelbewust op. Het oeuvre van Gesualdo is overzichtelijk en tijdens zijn leven vrijwel compleet in druk verschenen: zes boeken met madrigalen, twee bundels ‘Sacrarum cantionum’ en een bundel met responsoriën voor de Goede Week. In de madrigalen volgde Gesualdo de tekst op de voet, en buitte elke mogelijkheid uit, om de tekst in de muziek tot uitdrukking te brengen. Dit heeft geleid tot gefragmenteerde, grillige, complexe en vooral zeer chromatische madrigalen. Gesualdo’s religieuze muziek is vergelijkbaar met zijn madrigalen, maar de chromatiek is minder extreem en de lijnen zijn vloeiender. (TC)