Liefhebbers van koormuziek moeten de naam van Eric Whitacre zeker onthouden. Deze uit Las Vegas (of all places) afkomstige componist schrijft koorwerken die zowel toegankelijk als van een hoog niveau zijn. Qua klankschoonheid en harmonie klinken deze hedendaagse ‘madrigalen’ zeer gecultiveerd. Toch wil Whitacre niets anders dan de nuances van de poëzie naar voren brengen. Geen wonder dat hij zijn inspiratie bij de grote dichters vindt: Octavio Paz, E.E. Cummings, maar ook Rumien de klaagzang van Koning David over diens zoon Absalom. (HJ)
Benjamin Britten geldt als de belangrijkst Britse componist uit de tweede helft van de vorige eeuw. Opmerkelijk genoeg legde hij zich toe op de opera, een genre dat, in zijn actuele vorm althans, op sterven na dood was halverwege de vorige eeuw. Brittens bijdragen echter – o.a. Peter Grimes, The Rape of Lucretia, Gloriana, The Turn of The Screw, Death in Venice – wisten repertoire te houden tot op de dag van vandaag. In veel deze producties was een hoofdrol weggelegd voor Brittens artistieke partner en levensgezel Peter Pears. Voor deze tenor schreef Britten tevens prachtige liederen, waaronder de Serenade voor tenor, hoorn en strijkorkest. Ook op andere terreinen is het niveau van Brittens muziek hoog. Hij was nog geen twintig jaar oud toen hij de briljante Phantasy voor hobokwartet schreef. Vriendschap met de legendarische cellist Rostropovich leidde in de jaren ’60 tot een Cellosonate, drie Suites voor cello solo en een Symfonie voor cello en orkest. Master of the Queen's Music is Britten nooit geworden, hoewel hij beslist voeling had met publieke sentimenten. Zo onderwees deze pacifist zijn volk in de wereldvrede middels het War Requiem uit 1962. Britten was een uitstekend interpreet van eigen werk, net als Bartók en Stravinski. Veel van zijn opnamen zijn wel geëvenaard, maar nooit echt overtroffen. (HJ)
De carrière van jazzmuzikant en componist Karl Jenkins schommelt voortdurend heen en weer tussen klassiek en populair. In zijn jonge jaren was hij eerste hoboïst van het jeugdorkest van Wales. Hij raakte echter zozeer geïnteresseerd in jazz, dat hij zijn hobo inruilde voor een sax. Een reclametune voor Delta Airlines werd onverwachts een publiekshit. Deze plotselinge populariteit inspireerde Jenkins tot het componeren voor de concertzaal. Je zou de stijl van Jenkins’ oratoria kunnen typeren als popmuziek, maar dan op een symfonische leest geschoeid. De vergelijking met de ‘klassieke’ Paul McCartney dringt zich op, al heeft Jenkins veel meer greep op de grote lijn. Opvallend is ook de vrijzinnigheid waarmee Jenkins de oeroude christelijketeksten aan eigen inzicht aanpast, al gingen Brahms, Fauré, Howells en Rutter hem hierin voor. (HJ)
Afkomstig uit een klein Oostenrijks boerendorpje begon Bruckner al vroeg muzieklessen te volgen, en zou dat nog lang blijven doen. Door een mengsel van leergierigheid en knagende onzekerheid stortte Bruckner zich van de ene studie in de andere, en hij toonde zich een fanatieke maar ook uitzonderlijk getalenteerde leerling. Componeren deed hij al snel, maar alles van vóór zijn 39e zag hij slechts als oefeningen. Bruckner zou nooit een heel stabiele componist worden en moest het hebben van korte fases van creatieve energie. Daarna kon het redigeren beginnen; vooral bij zijn symfonieën leidde dat tot een onoverzienbare hoeveelheid versies. En ook dát had te maken met zijn zelfvertrouwen, hij was gevoelig voor kritiek. De première van de Derde Symfonie was zelfs een drama: een groot deel van het publiek verliet de zaal, en er verscheen een vernietigende recensie. Gelukkig groeide de waardering voor zijn werk, en de grote Brahms was bij zijn begrafenis. Hopelijk heeft Bruckner het gezien… (TC)