Benjamin Britten geldt als de belangrijkst Britse componist uit de tweede helft van de vorige eeuw. Opmerkelijk genoeg legde hij zich toe op de opera, een genre dat, in zijn actuele vorm althans, op sterven na dood was halverwege de vorige eeuw. Brittens bijdragen echter – o.a. Peter Grimes, The Rape of Lucretia, Gloriana, The Turn of The Screw, Death in Venice – wisten repertoire te houden tot op de dag van vandaag. In veel deze producties was een hoofdrol weggelegd voor Brittens artistieke partner en levensgezel Peter Pears. Voor deze tenor schreef Britten tevens prachtige liederen, waaronder de Serenade voor tenor, hoorn en strijkorkest. Ook op andere terreinen is het niveau van Brittens muziek hoog. Hij was nog geen twintig jaar oud toen hij de briljante Phantasy voor hobokwartet schreef. Vriendschap met de legendarische cellist Rostropovich leidde in de jaren ’60 tot een Cellosonate, drie Suites voor cello solo en een Symfonie voor cello en orkest. Master of the Queen's Music is Britten nooit geworden, hoewel hij beslist voeling had met publieke sentimenten. Zo onderwees deze pacifist zijn volk in de wereldvrede middels het War Requiem uit 1962. Britten was een uitstekend interpreet van eigen werk, net als Bartók en Stravinski. Veel van zijn opnamen zijn wel geëvenaard, maar nooit echt overtroffen. (HJ)
meer
Westminster Abbey is niet alleen de plek waar de Britse vorsten werden gekroond, het is ook de plek waar Engelands grootste cultuurdragers werden bijgezet. Waaronder Henry Purcell, aan wiens laatste rustplaats zelfs een dubbele betekenis kan worden toegekend. De locatie paste niet alleen bij zijn status als componist, maar het was tevens de ruimte waar hij werkte gedurende de regeerperiodes van Charles II en William & Mary. Van Purcells meest geliefde werk, de opera Dido and Aeneas, kent vrijwel iedereen de aangrijpende slotaria: ‘Remember me, but ah! forget my fate.’ Abstracter, maar niet minder indringend, zijn de briljante Fantasia’s (voor gamba’s) die Purcell aan het begin van de jaren 1680 componeerde: kleine, maar bij vlagen gedurfde experimentjes, die hij vaak tot op de dag nauwkeurig dateerde. Toch ontwikkelde Purcell zich vooral als vocaal componist, met talloze odes, ‘welcome songs’, motetten (anthems), liederen voor huiselijk gebruik (zowel religieus als werelds, zowel één- als meerstemmig) en toneelmuziek. (HJ)
Wie was Johannes Brahms? We kennen allemaal het beeld van de oude, gezette man, die zijn ware gelaat verbergt achter een grote grijze baard. Velen associëren zijn muziek met herfstachtige weemoed. Van een troostende schoonheid die de pijn lijkt te verraden van gemiste kansen. Streng was het oordeel van de filosoof Nietzsche, die hem de 'melancholie van de onmacht' toedichtte. Maar getuigt Brahms' muziek werkelijk van zoveel onvermogen? Was hij hopeloos ouderwets, zoals de aanhangers van Wagner beweerden? Of was hij de 'Progressieve', zoals Schönberg veel later beweerde? Wie Brahms' leven nader beschouwt, maakt kennis met een man die bot en afstandelijk kon zijn, maar ook warm en edelmoedig. Voor minderbedeelden was hij zeer behulpzaam. Hij had ook een groot talent voor vriendschap, al was hij soms wel een beproeving voor zijn vrienden. Opvallend waren zijn platonische relaties met vrouwen. Maar zelfs Clara Schumann, zijn meest toegewijde vriendin, verklaarde na 25 jaar vriendschap dat Brahms nog steeds een raadsel voor haar was. Het is vreemd dat hij met geen van deze vrouwen intiemere betrekkingen aanging. Mogelijk heeft dit te maken met zijn ervaringen in het Hamburgse bordeel, waar hij als dertienjarige bijverdiende met pianospelen. Hoe dan ook, dit trauma heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden een grote liefde te ontwikkelen voor volks- en amusementsmuziek. De sporen van de Lichte Muze zijn overal in zijn werken terug te vinden. Veel tijdgenoten waardeerden Brahms echter vooral vanwege zijn meer doorwrochte kamermuziek en symfonieën. In deze eerbiedwaardige genres gold Brahms als de ware erfgenaam van Beethoven. Hij schreef echter ook talloze liederen en koorwerken, die zeker zo mooi zijn. Soms lijkt het alsof we hier een glimp van de ware Brahms kunnen opvangen, want de teksten die hij koos gaan vaak over fundamentele levensvragen. Hij had een grote kennis van de Bijbel. Toch leek hij meer geïnteresseerd te zijn in stoïcijnse berusting dan in de christelijke verlossing. Wie was Johannes Brahms? Misschien bewaarde hij zijn meest intieme gevoelens voor zijn muziek. (HJ)
Igor Stravinski is de Picasso van de klassieke muziek: zoals de Spaanse kubist de wetten van perspectief en anatomie op zijn kop zette, zo plakte en knipte de kleine Rus zijn muziek aan elkaar alsof het een filmmontage betrof. Als een muzikale ekster jatte hij muzikale stijlen uit heden en verleden (De Machaut, Bach, Pergolesi, Tsjaikovsky, Webern, Russisch orthodoxe kerkmuziek, ragtime, tango). Met groot gevoel voor understatement werden deze stijlen zodanig gedemonteerd en geherstructureerd dat ze onmiskenbaar als Stravinski klonken. Stravinski brak in Parijs door met de balletten L'Oiseau de Feu, Pétrouchka en Le Sacre du Printemps. De première van het laatst genoemde ballet (1913) behoort tot de meest gedenkwaardige schandalen uit de muziekgeschiedenis. Met de rituele kracht van Les Noces (1914-1923) en de sardonische ironie van Histoire du Soldat (1918) ontwikkelde Stravinski een moderne, antiromantische stijl, die van grote invloed is geweest op Nederlandse componisten als Louis Andriessen, Otto Ketting, Klaas de Vries en Daan Manneke. (HJ)
De muziek van Olivier Messiaen is een combinatie van vroom katholicisme, extravagante verbeelding en liefde voor de natuur. Aanvankelijk maakte hij naam met grootschalige cycli (L'Ascension, La Nativité du Seigneur, Les Corps Glorieux, Quatuor pour la fin du temps, Vingt Regards sur l'Enfant-Jésus, Turangalîla-Symfonie) en breedsprakige titels ('Transport de joie d'une âme devant la gloire du Christ qui est la sienne', om een bescheiden voorbeeld te noemen). Bij verschillende gelegenheden lichtte Messiaen zijn bedoelingen toe, waarbij theologie, symboliek, kleur, modi en ritmiek de revue passeerden. Ironisch genoeg wist deze kleurrijke figuur eveneens zijn stempel te drukken op de niet zo kleurrijke avant-garde van de jaren 1950. Met zijn 'Mode de valeurs et d'intensités' (deel 4 van de Quatre études de rythme) wees Messiaen het pad aan dat zijn leerlingen Stockhausen en Boulez verder zou volgen. Veel kenmerkender voor Messiaens eigen ontwikkeling is de integratie van de vogelzang, die hij, gewapend met schetsboek en bandrecorder, opnam in de vrije natuur. Het hoogtepunt van Messiaens oeuvre is, hoe zou het ook anders, de opera Saint François d'Assise. In dit kolossale werk van meer dan vier uur is de langste scène ingeruimd voor een gigantisch vogelkoor, met soorten van Umbrië (het thuisland van de heilige) tot Nieuw Caledonië. (HJ)
Schütz is precies honderd jaar vóór Johann Sebastian Bach geboren, en net als Bach was hij zeer breed ontwikkeld, en componeerde in de meest uiteenlopende stijlen. In tegenstelling tot Bach kwam Schütz echter bepaald niet uit een muzikaal nest, en zijn ouders zetten hem dan ook onder druk om ook een 'fatsoenlijk vak' te leren. Toen hij in 1609 de kans kreeg om bij Giovanni Gabrieli te studeren, pakte hij deze echter met beide handen aan. Na enige omwegen kwam Schütz in Dresden terecht, waar hij het grootste deel van zijn leven zou blijven. Schütz werd maar liefst 87 jaar oud, uniek voor die tijd. Treurig hieraan was dat hij zowel zijn vrouw als zijn twee dochters overleefde. De (bijna altijd vocale) muziek van Schütz is typerend voor zijn tijd: centraal staat de betekenis van de tekst en de vormgeving hiervan in de muziek. In zijn lange leven heeft Schütz ongeveer 500 werken gecomponeerd. Vermeldenswaard zijn de jeugdige madrigalen, de Symphoniae Sacrae, de Musikalische Exequien, de Weihnachtshistorie en zijn late passies. Tot slot bevatten de Kleine geistliche Konzerte vele pareltjes – en Schütz sloot zijn leven af met een indrukwekkende zetting van zijn lievelingspsalm 119. (TC)
De Victoria werd, als zevende van elf kinderen, in Madrid geboren. Als koorknaap kreeg hij zijn eerste muzieklessen, en na zijn stembreuk werd hij naar Rome gestuurd. Daar leerde hij ongetwijfeld de grote Palestrina kennen, misschien zelfs als docent. Tot 1587 had hij vervolgens een zeer succesvolle carrière als musicus en componist, tot hij de rust opzocht en in dienst van een klooster ging werken. De arbeidsvoorwaarden waren daar uitermate gunstig: De Victoria had een bediende, de maaltijden werden verzorgd en per jaar had hij een maand vakantie! Deze omstandigheden zorgden er voor dat De Victoria zich niet meer liet verleiden tot functies elders. Als componist richtte De Victoria zich volledig op de Latijnse liturgie: hij schreef vele missen, Magnificats en motetten. Zijn sombere muziek is vooralsnog het populairst gebleken, zoals het Requiem en het prachtige officie voor de Goede Week. Hierdoor is wel een wat vertekend beeld ontstaan van De Victoria als een soort sombere romanticus, maar hij schijnt bepaald geen tobber te zijn geweest. Als je iets verder luistert, hoor je ook goed de muzikale vreugde in zijn werk. (TC)
In West-Berlijn woont een levende legende. Over hem bestaan de wildste ideeën: dat hij een heilige zou zijn, een profeet... vanwege zijn contemplatieve muziek die veel mensen recht in het spirituele hart weet te raken. Nick Kimberley ontmoette de uit Estland geëmigreerde componist Arvo Pärt diverse malen en de 'legende' bleek een mediaschuwe doch vriendelijke man met een bijzonder gevoel voor humor. Pärts remedie tegen een compositorische blokkade is... aardappels schillen! Pärt maakte een muzikale ontwikkeling door van een jeugdig experimenteren met serialisme, via muzikale collages (waarin barokachtige tonale muziek en atonaliteit verwikkeld zijn in een onoplosbare strijd), tot de ontdekking van zijn eigen 'tintinnabuli' stijl: 'het is voldoende als een enkele noot mooi gespeeld wordt...'. De basis is de drieklank (terts en kwint boven de grondtoon), alles wat niet essentieel is wordt geschrapt. Melodie en begeleiding zijn gelijkwaardig en zelfs de stilte krijgt evenveel gewicht als een muzieknoot. Pärts 'tintinnabuli' composities klinken spiritueel en statisch, alsof de muziek oneindig door zou kunnen gaan. (SvdP)
Joseph Haydn stond - samen met Mozart en Beethoven - aan de wieg van wat we de Weense klassieke stijl zijn gaan noemen. En toch speelden de eerste decennia van Haydns carrière zich meestal niet in het grote Wenen af, maar in de provincie. Vanaf 1761 was Haydn als (vice-)kapelmeester verbonden aan het hof van Esterházy. Hier zou hij de grondslagen leggen voor twee prestigieuze genres: het strijkkwartet en de symfonie. Na de dood van prins Nikolaus in 1790 kwam Haydn – met behoud van een pensioen – op straat te staan. De ex-kapelmeester was toen echter al zo beroemd dat de risico’s van het vrije ondernemerschap hem niet konden deren. Hij vervolgde zijn loopbaan met twee succesvolle tournees naar Londen. Voor deze tournees componeerde hij zijn laatste 12 symfonieën (nr.93-104). Uit zijn laatste Weense jaren stammen een aantal van Haydns grootste werken: de oratoria Die Schöpfung en Die Jahreszeiten, en de zes missen voor de naamdag van prinses Hermengild. (HJ)
Wie de naam Palestrina hoort, denkt al snel aan streng, degelijk contrapunt en saai muziekonderwijs. En dit is niet nieuw: al vóór zijn dood werd het beeld van Palestrina steeds legendarischer. Zijn oeuvre dwingt dan ook wel respect af, met ruim honderd missen, driehonderd motetten en nog vele andere, meestal religieuze werken. En dat alles in een vlekkeloze beheersing van de compositietechnieken van zijn Frans-Vlaamse voorgangers. Naast de kwantiteit en kwaliteit van zijn oeuvre heeft ook Palestrina’s rol bij het Concilie van Trente bijgedragen aan zijn imago. Dit concilie wilde de katholieke kerkmuziek hervormen: alle overdadige en wereldlijke elementen moesten verdwijnen en de tekst moest - verstaanbaar - op de voorgrond staan. Bij luistersessies om de verstaanbaarheid te testen klonk wellicht Palestrina’s ‘Missa Papae Marcelli’, maar dat is lang niet zeker, om nog maar te zwijgen over de mythe van Palestrina als ‘redder van de kerkmuziek’. Hoe het ook zij: Palestrina was de centrale componist in het Rome van de zestiende eeuw, en zijn statuur heeft tot op de dag van vandaag voortgeduurd, ook al wordt hem wel eens ‘saaiheid’ of ‘stoffigheid’ verweten. Maar iedereen die een duik in zijn enorme oeuvre waagt, merkt al snel dat ook dit een mythe is. (TC)
Menigeen glipt 's ochtends vroeg zijn bed uit om voor school of werk nog even iets van het Wohltemperierte Klavier te oefenen of een stukje cantate te beluisteren: iedere dag Bach! Vanaf 1723 was hij cantor van de Thomasschule in Leipzig, waarbij hij verantwoordelijkheid droeg voor de muziek in de vier belangrijkste kerken. Deze post was niet alleen muzikaal, maar ook organisatorisch zwaar: zijn meesterlijke Johannes- en
Matthäus-Passion en de vele cantates vroegen niet alleen om muzikale inventiviteit, maar ook om organisatorisch inzicht en een nauwgezette planning. Zijn ervaringen als organist, orkestmusicus en orkestleider in Arnstadt, Mühlhausen, Weimar en Köthen zullen hem hier goed van pas zijn gekomen. De Brandenburgse Concerten, de
Passacaglia in c, de
Toccata en fuga in d en het eerste boek van Das Wohltemperierte Klavier stammen uit Bachs tijd als organist en hofmusicus. Tot de vruchten van zijn Leipziger tijd behoren de Goldbergvariaties, de Hohe Messe, Das musikalisches Opfer en
Die Kunst der Fuge. (HJ)