Bijbelse profeten spraken van ‘de dag van de Heer’: een dag van razernij en verwoesting, waarbij de zon verduistert en de maan verandert in bloed. Het christendom nam dergelijke doembeelden over in haar dodenmis (requiem), met name in het Dies Irae. Zo belandde het in de requiems van
Mozart,
Verdi en
Berlioz. Bij hen was de angst voor de apocalyps nog steeds zo groot dat horen en zien je vergaat.
Gaandeweg waren er ook componisten die de scherpe kantjes ervan af haalden. Brahms koos alternatieve teksten voor zijn Deutsches Requiem. Ook bij Fauré en Duruflé verdwenen hel en verdoemenis naar de achtergrond, zodat er ruimte kwam voor persoonlijk verdriet en troost. Fauré’s Requiem (1888) werd daarmee een opvallend zachtmoedige dodenmis. Wat moeten we er verder over zeggen? De muziek spreekt eigenlijk voor zichzelf. Een mooie ruimte is voldoende om al die klanken natuurlijk te laten golven. Wat dat betreft had dirigent Hervé Niquet niet zo hoeven duwen en trekken in zijn vertolking. Maar dat is slechts een klein minpuntje: Niquet toont gelukkig genoeg controle om de sfeer niet te verpesten. (HJ)meer