De geschiedenis van de kerkmuziek in de 19de eeuw wordt geheel beheerst door de opkomst van het idee dat kerkmuziek principieel anders diende te klinken dan wereldse muziek. Goede kerkmuziek moest terughoudender zijn, zich vooral richten op het opwekken van de juiste vrome stemming en nadrukkelijk gebruik maken van de klassieke vormen die waren gehanteerd door de oude meesters. Met de laatsten
… bedoelde men vooral Palestrina, voor de katholieke muziek, en Händel, voor de meer protestantse oratoriumtraditie. Een werk waarin de neerslag van dit gedachtegoed duidelijk is terug te vinden is het "Stabat Mater" van Antonin Dvorak (1841-1904). Dvorak schreef dit werk in de jaren 1876-1877, waarschijnlijk als verwerking van de dood van twee van zijn kinderen. Opmerkelijk is dat van deze persoonlijke aanleiding in dit stuk niets terug te horen is, maar ook dat er nauwelijks iets van Dvoraks stijl in kan worden herkend. Het stuk als geheel is zeker niet onaantrekkelijk. Er is bijvoorbeeld de smaakvolle melodie van het relatief lange openingsdeel, dat bijna twintig minuten duurt, en verder laat Dvorak, vooral in de verschillende solo's horen dat hij fraai voor de stem kan schrijven. Enkele andere gedeelten zijn duidelijk schatplichtig aan Händels erfenis, zoals de enigszins al te zeer uitgerekte slotfuga op het woord 'Amen'. Maar wie dit stuk gaat beluisteren in de hoop iets van Dvoraks typisch Boheemse idioom te horen, komt bedrogen uit. Wat dat betreft heeft hij zich keurig, misschien wel al te keurig aan de toen vigerende ideeën omtrent de juiste kerkmuziek gehouden. Dit stuk wordt hier prima uitgevoerd door solisten het Atlanta Symphony Choir and Orchestra onder leiding van Robert Shaw. Het is de laatste opname van deze dirigent, die overleed in 1998. Om die reden is, bij wijze van eerbetoon, een interview met hem, over Dvoraks "Stabat Mater", als aanvulling opgenomen. (JvG)_meer