Dat Josquin Desprez een van de invloedrijkste componisten uit de Renaissance zou worden, is mede te danken aan de loftuitingen waarmee de hervormer Martin Luther hem overspoelde. Luther vond Josquins muziek een voorbeeld van hoe je teksten in muziek kon uitdrukken. En als je motetten van Josquin beluistert, begrijp je direct wat Luther bedoelt: ook nu nog is Josquins muziek bijzonder aansprekend en aangrijpend. Dankzij Luthers reclame werd Josquin na zijn dood een echte held in de Duitse 16e eeuw. Deze populariteit zorgde er zelfs voor dat uitgevers regelmatig muziek uitbrachten die zogenaamd door Josquin geschreven zou zijn, zodat het goed zou verkopen! Nadeel van deze praktijken is, dat het tegenwoordig een wetenschap apart is om uit te vogelen welke stukken nu echt van Josquins hand zijn… Zijn authentieke werken munten echter uit in helderheid, vindingrijkheid en diepzinnigheid. Enkele hoogtepunten zijn de motetten ‘Miserere mei’, ‘Stabat Mater’, het beroemde ‘Ave Maria’, ‘Ut Phoebi Radiis’, de klaagzang na Ockeghems overlijden (de ‘deploration’) en de Missa Gaudeamus en de twee ‘L’homme arme’ missen. (TC)
Maar liefst twintig jaar jonger dan Ockeghem is Busnois in meerdere opzichten te zien als de ‘jonge hond’ vergeleken met de ernstige en statige Ockeghem. Busnois was een flamboyant en eigenzinnig type, zeer creatief, energiek maar vermoedelijk ook opvliegend: er gaat een verhaal dat hij een collega-priester in elkaar heeft geslagen… Bovendien wordt nog steeds wel gesuggereerd dat Busnois de auteur is van het beroemde en strijdvaardige thema ‘L’homme armé’. Wat in elk geval wel zeker is, is dat Busnois een geniale musicus en componist was: in zijn tijd werd hij als gelijke van Ockeghem gezien, ondanks hun leeftijdsverschil. Busnois’ Missa L’homme armé is één van zijn meesterwerken, en laat typische Busnois-kenmerken horen: lange melodische, soms spectaculaire stijgende lijnen, contrapuntische hoogstandjes en een enorme gedrevenheid. Dit maakt een tocht door zijn oeuvre (zo’n 75 chansons, 10 motetten en 2 missen) dan ook niet alleen leerzaam maar ook inspirerend. Busnois levert met zijn enthousiasme een goede en toegankelijke inleiding in de polyfone muziek van zijn tijd. (TC)
Sinds zijn dood is Dufay vrijwel steeds beschouwd als één van de belangrijkste componisten uit de vijftiende eeuw. In zijn leven als componist en zanger heeft Dufay, zoals zo velen in zijn tijd, flink door Europa gereisd, hoewel hij de meeste jaren doorbracht in Kamerijk/Cambrai, in noord-Frankrijk. Al vroeg bleek Dufay een getalenteerde musicus en veelbelovende componist: al op zijn veertiende kreeg hij de nodige ondersteuning, en dure kado’s, van de plaatselijke Kathedraal. Hij zou nooit een universitaire opleiding doen, maar wist wel goede posities binnen de Kerk te bemachtigen, zodat hij zich doorgaans in de betere kringen kon begeven. Dufay componeerde in alle belangrijke genres van zijn tijd, van grootse motetten en intieme chansons tot liturgische muziek. Dufay’s stijl is verbazend consistent, en er zijn weinig grote veranderingen in zijn composities te bemerken. De enige ontwikkeling die te ontwaren is, is dat hij in zijn jongere jaren wat kortere en ritmisch markante melodieën schreef, en later in zijn leven steeds vloeiender en mildere muzikale lijnen gebruikte. Zijn motetten en de Missa Se la face ay pale werden het bekendst – en nog steeds de moeite waard. (TC)