Afro-Caribische muziek, ontstaan op de Britse en Franse eilanden. Hoewel calypso wordt gespeeld in verschillende Frans- en Engelstalige Caribische eilanden, ligt de bakermat ervan in Trinidad. Hier werd het carnaval door calypsozangers aangegrepen om hun publiek niet alleen aan het dansen te krijgen, maar hun ook een boodschap over te brengen. Van feitelijke nieuwsberichten tot scherpe kritiek op de corrupte leiders van het land, naast muzikant waren de zangers ook een soort journalist. Troubadours, zouden we ze in de middeleeuwen hebben genoemd. In Trinidad kende calypso een opleving aan het begin van de twintigste eeuw. Vijftig jaar later nam het genre ook internationaal een vlucht, toen Amerikaanse muzikanten hun eigen interpretaties vertolkten van calypsonummers. Denk aan Rum and Coca Cola van de Andrew Sisters en de Banana Boat Song van Harry Belafonte (hoewel dit eigenlijk een Jamaicaans slavenlied is). Soca ontstond uit een mix van calypso en Indiase muziek. De naam zelf is een afkorting van soul en calypso. Soca is echte feestmuziek, met dito teksten. In Jamaica ontwikkelde zich halverwege de twintigste eeuw een muzieksoort die sterke gelijkenis vertoont met calypso. Uit deze mento zou zich later ska ontwikkelen.
Onder de term ‘overige talen vocaal’ wordt alle muziek verzameld die niet onder pop en niet onder volksmuziek valt. Wereldmuziek in de breedste zin van het woord dus. Vanouds werd het grootste deel van deze categorie bevolkt met artiesten uit Spanje, Italië, Portugal en Griekenland; mediterrane muziek waarmee de Nederlanders vanaf de jaren zestig op vakantie mee in aanraking kwamen. Artiesten als Julio Iglesias en Nana Mouskouri profiteerden hier optimaal van. Vanaf de jaren zeventig burgeren Caribische stijlen (salsa, zouk) langzaam in, gevolgd door Afrikaanse muziek in de jaren tachtig. Zie ook het tabblad ‘wereld’ voor een beter gesorteerd overzicht naar muziekstijl en het tabblad ‘landen’ voor uw favoriete muziekland naar keuze.