Reggae is lome, van oorsprong Jamaicaanse dansmuziek, via ska en rocksteady ontstaan uit een fusie van New Orleans rhythm & blues en diverse Afro-Caribische muziekstijlen als calypso, mento en rumba. Kenmerkend voor reggae is de offbeat, waarbij het ritmische accent valt op de derde tel van de vierkwartsmaat. De instrumentale dub, ritmetracks met ruimtelijke geluidseffecten, vormen aanvankelijk de b-kanten van de reggaesingles. Later groeit het genre, aan de vaardige hand van Lee Perry en King Tubby, uit tot een volwaardig subgenre. De variant waar wordt gerapt (‘toasting’) over oudere tracks wordt dancehall genoemd. De combinatie met hiphop en digitale techniek levert ragga(muffin) op, de combinatie met latinritmes en hiphopbeats wordt reggaeton genoemd. Zowel ragga als reggaeton kenmerken zich door de expliciete teksten waarin de performer opschept over seks en geweld.
Muziek- en dansvormen uit de Dominicaanse Republiek, waarbij de eerste energiek en de ander melancholisch van toon is. Merengue ontstond in de negentiende eeuw als een Dominicaanse volksdans. In deze traditionele vorm werd merengue begeleid door accordeon, gitaar en percussie. Kenmerkend was dat de teksten van de zanger als een echo werden herhaald door een koor. Oorspronkelijk was merengue de muziek van de laagste klassen in de maatschappij, maar toen dictator Rafael Trujillo de macht greep in de jaren dertig, verklaarde hij dit als de nationale muziek. Zelf kwam hij immers ook uit een arm nest. De rol van de accordeon werd geleidelijk overgenomen door de saxofoon en de salsapiano deed zijn intrede. Het merengueritme, dat minder onnavolgbaar dan salsa is, nam overal in Amerika snel aan populariteit toe. Die andere Dominicaanse dansvorm - de bachata - wierp pas later haar slechte imago van zich af. Ook deze muziek werd eerst door de armen gespeeld, vooral op het platteland. In tegenstelling tot merengue is bachata langzaam van tempo. De gitaar speelt een belangrijke rol in deze muziek. Het verschil is vergelijkbaar met dat tussen de Cubaanse bolero en salsa. Superster Juan Luis Guerra speelde een belangrijke rol in het populariseren van de bachata. Zijn hit Burbujas De Amor uit 1991 is nog regelmatig op radio en tv te horen. De New Yorkse band Aventura was na de eeuwwisseling uiterst succesvol in het versmelten van bachata met andere grootsteedse muziek, zoals hiphop en r&b.
Afro-Caribische muziek, ontstaan op de Britse en Franse eilanden. Hoewel calypso wordt gespeeld in verschillende Frans- en Engelstalige Caribische eilanden, ligt de bakermat ervan in Trinidad. Hier werd het carnaval door calypsozangers aangegrepen om hun publiek niet alleen aan het dansen te krijgen, maar hun ook een boodschap over te brengen. Van feitelijke nieuwsberichten tot scherpe kritiek op de corrupte leiders van het land, naast muzikant waren de zangers ook een soort journalist. Troubadours, zouden we ze in de middeleeuwen hebben genoemd. In Trinidad kende calypso een opleving aan het begin van de twintigste eeuw. Vijftig jaar later nam het genre ook internationaal een vlucht, toen Amerikaanse muzikanten hun eigen interpretaties vertolkten van calypsonummers. Denk aan Rum and Coca Cola van de Andrew Sisters en de Banana Boat Song van Harry Belafonte (hoewel dit eigenlijk een Jamaicaans slavenlied is). Soca ontstond uit een mix van calypso en Indiase muziek. De naam zelf is een afkorting van soul en calypso. Soca is echte feestmuziek, met dito teksten. In Jamaica ontwikkelde zich halverwege de twintigste eeuw een muzieksoort die sterke gelijkenis vertoont met calypso. Uit deze mento zou zich later ska ontwikkelen.
Caribische dansmuziek, ontstaan op de Franse Antillen. Hoewel diep geworteld in Caribische en specifiek Antilliaanse muziektradities, is zouk een vrij jong genre. In de jaren tachtig kwam deze muziek op in de Franse Antillen Martinique en Guadeloupe en parallel daaraan in Parijs. Talrijke stijlen hebben de zouk gemaakt tot wat hij is, maar vooral de Haïtiaanse dansmuziek kompa en de daaruit voortvloeiende cadance hebben een grote rol gespeeld in het ontstaan ervan. De band Kassav, die carnavalsmuziek in een modern jasje stak, veroorzaakte halverwege de jaren tachtig een zoukrage, die zich niet beperkte tot de Franstalige landen. Hoewel Kassav een feest is om live te zien, wordt de meeste zouk in de studio gemaakt. Drumcomputers en keyboards voeren de boventoon. In Kaapverdië ontstond een langzamere vorm, die zouk love genoemd werd. Nederlands-Kaapverdische artiesten als Susana Lubrano en Gil Semedo zijn hier door beïnvloed.