Reggae is lome, van oorsprong Jamaicaanse dansmuziek, via ska en rocksteady ontstaan uit een fusie van New Orleans rhythm & blues en diverse Afro-Caribische muziekstijlen als calypso, mento en rumba. Kenmerkend voor reggae is de offbeat, waarbij het ritmische accent valt op de derde tel van de vierkwartsmaat. De instrumentale dub, ritmetracks met ruimtelijke geluidseffecten, vormen aanvankelijk de b-kanten van de reggaesingles. Later groeit het genre, aan de vaardige hand van Lee Perry en King Tubby, uit tot een volwaardig subgenre. De variant waar wordt gerapt (‘toasting’) over oudere tracks wordt dancehall genoemd. De combinatie met hiphop en digitale techniek levert ragga(muffin) op, de combinatie met latinritmes en hiphopbeats wordt reggaeton genoemd. Zowel ragga als reggaeton kenmerken zich door de expliciete teksten waarin de performer opschept over seks en geweld.
Caribische dansmuziek, ontstaan op de Franse Antillen. Hoewel diep geworteld in Caribische en specifiek Antilliaanse muziektradities, is zouk een vrij jong genre. In de jaren tachtig kwam deze muziek op in de Franse Antillen Martinique en Guadeloupe en parallel daaraan in Parijs. Talrijke stijlen hebben de zouk gemaakt tot wat hij is, maar vooral de Haïtiaanse dansmuziek kompa en de daaruit voortvloeiende cadance hebben een grote rol gespeeld in het ontstaan ervan. De band Kassav, die carnavalsmuziek in een modern jasje stak, veroorzaakte halverwege de jaren tachtig een zoukrage, die zich niet beperkte tot de Franstalige landen. Hoewel Kassav een feest is om live te zien, wordt de meeste zouk in de studio gemaakt. Drumcomputers en keyboards voeren de boventoon. In Kaapverdië ontstond een langzamere vorm, die zouk love genoemd werd. Nederlands-Kaapverdische artiesten als Susana Lubrano en Gil Semedo zijn hier door beïnvloed.