Youssou N’Dour is één van de absolute supersterren van Afrika. Wellicht was hij zich op jonge leeftijd al bewust van zijn toekomst want vanaf 1979 leidde hij Les Super Étoiles de Dakar (Supersterren van Dakar). Die groep was de pionier van de mbalax, de stadsmuziek van Senegal. De combinatie van pop, jazz, Cubaanse ritmes en West-Afrikaanse zang blijkt een winnende en de groep treedt veel op, uiteindelijk ook in Europa. De groeiende Westerse interesse in Afrikaanse pop zorgt ervoor dat N’Dour in 1986 een duet mag zingen op Peter Gabriel’s album So. Vanaf 1990 worden N’Dours soloalbums wereldwijd uitgebracht en ook goed ontvangen. Een duet met Neneh Cherry, 7 Seconds, wordt een hit in 1994 en luidt de definitieve doorbraak van de zanger in. N’Dour zet zich daarnaast in voor veel goede doelen.
Als een waarzegster haar vroeger een toekomst als wereldberoemde zangeres zou hebben voorspeld, zou Cesaria Evora (1941-2011) haar voor gek hebben verklaard. Uit een muzikale familie kwam ze echter wel, want troubadour B. Leza was haar oom. Geboren en getogen op São Vicente, lukte het Evora al op jonge leeftijd brood op de plank te brengen door in nachtclubs in de havenstad Mindelo te zingen. Maar de handel zakte in, zeker nadat Kaapverdië in 1975 onafhankelijk werd. Musici moesten emigreren of ander werk zoeken. Evora bleef in Kaapverdië om met allerhande baantjes haar familie te onderhouden. Pas in 1985 ging de toen vijfenveertigjarige zangeres weer zingen. Een incidenteel reisje naar Portugal om daar twee nummers op te nemen zou de doorstart betekenen naar een grootse internationale carrière. De in Frankrijk wonende Kaapverdiaanse producer José da Silva ontdekte haar en opende de deur naar een carrière in Europa. Evora's geniale bandleider Paulino Vieira maakte de Kaapverdiaanse muziek toegankelijker voor een internationaal publiek door aan de morna elementen toe te voegen uit de jazz, soul, latin en blues. Evora brak door met het album La Diva Aux Pieds Nus (De Diva Op Blote Voeten, 1988). Evora bezit een warme, doorleefde altstem waarmee ze luisteraars moeiteloos meesleept in een gemoedstoestand van melancholie en heimwee. (SvdP)
In de jaren tachtig groeide reggae uit tot een mondiaal fenomeen. De Jamaicanen hadden niet langer het monopolie op de muziek. Ook in Europa en Afrika stortten muzikanten zich op reggae. Alpha Blondy (Ivoorkust, 1953) kwam in 1973 voor het eerst contact met reggae toen hij in New York woonde. Nadat hij in Afrika terugkeert gaat hij opnemen onder het pseudoniem Alpha Blondy. Blondy’s muziek is sterk geënt op de rootsreggae van Bob Marley. In zijn teksten toont hij zich maatschappijkritisch (een van zijn bekendste nummers heet Apartheid Is Nazism). Aan de andere kant heeft Alpha Blondy belangstelling voor spiritualiteit, zoals blijkt uit songs als God Is One. Vanaf 2005 is Alpha Blondy namens de VN ook Ambassadeur voor de Vrede.
Vanaf de jaren negentig groeide Antoine Koffi Olomide (Kinshasa, 1956) uit tot één van de populairste artiesten van Zaïre / Congo. Aanvankelijk speelde Koffi de Congolese rumba waar ook artiesten als Franco en Tabu-Ley Richelieu groot mee werden. Olomide deed ervaring op in de band van Papa Wemba. Eind jaren negentig schakelde de man met de vele bijnamen (Shakespeare Du Zaire, Large Degaire, Le Grande Mopao) over op de ndombolo. Vanwege de expliciete seksuele teksten was de ndombolo omstreden in heel Afrika. Iets wat de populariteit van de zanger alleen maar leek te helpen. Olomide viel niet alleen op door zijn enorme begeleidingsband Quartier Latin (19 m/v), maar ook door zijn opvallende kleding, karakteristieke zonnebril en voorliefde voor limousines met airconditioning. Zijn uitgesproken karakter bracht hem in de problemen met de censoren van het regime en na een vechtpartij met de politie, zwoor Olomide niet meer terug te keren naar Congo. Later kwam hij terug op dit besluit. De zanger leverde recent ook nog een bijdrage op een album van de afrosalsagroep Africando.
Al in 1964 zette Joseph Shambalala het koor Ladysmith Black Mambazo op. De groep legde zich toe op het vertolken van de isiscathamaiya, een vocale traditie van de Zuid-Afrikaanse Zulu. De groep groeit al snel uit tot het beste koor in haar soort en vanaf het midden van de jaren zeventig treedt de groep ook in het buitenland op. De grote doorbraak komt wanneer Ladysmith Black Mambazo meezingt op het uiterst succesvolle Graceland (1986) van Paul Simon. Shaka Zulu, het album wat een jaar hierna verscheen, behoort tot de beste van de groep.
Julius Kikumba werd in 1949 geboren in Zaïre. Vanaf zijn twintigste stond hij op het podium, aanvankelijk onder de naam Shungu Wembadio. In 1975 nam hij het pseudoniem Papa Wemba aan. Met zijn groep Viva La Musica groeide hij uit tot één van de bekendste vertolkers van de Congolese rumba. Na zijn verhuizing naar Frankrijk richtte hij een groep in Parijs, maar hij hield hij zijn vaste begeleidingsband in Kinshasa wel aan. In 1993 kwam de zanger in opspraak en werd hij er van verdacht Afrikanen illegaal naar Frankrijk te brengen. Wemba werd veroordeeld tot drie maanden in de cel. Volgens de zanger had het verblijf in de gevangenis een grote positieve invloed op zijn leven en werk.