Traditionele Cubaanse muziek. Afro-Cubaanse percussie en Europees-Cubaanse muziektradities vonden elkaar aan het begin van de twintigste eeuw in een genre dat bekend is geworden als son. Op het platteland van Oost-Cuba, waar de Afrikaanse invloed het grootst is, komt de son tot bloei. De tres (Cubaanse dubbelsnarige gitaar) en de clave (houten percussieblok) geven de muziek een karakteristiek eigen geluid. Aanvankelijk was de son vooral populair in de onderste lagen van de bevolking. De voornamelijk blanke elite had zijn eigen dansmuziek: de danzón, een verre nazaat van de Zuid-Europese volksdansen. In de jaren tot 1930 wint de son snel aan populariteit, om uiteindelijk uit te groeien tot dé nationale muziek van Cuba. Zelfs de danzón ontkomt niet aan de ritmische invloeden uit deze nieuwe rage. De wisselwerking tussen de volkse son en elitaire danzón zal leiden tot een nieuwe grensoverschrijdende rage: de mambo. Na een tijd lang uit de schijnwerpers te zijn verdwenen, zorgde de Cubaanse sterrenband Buena Vista Social Club halverwege de jaren negentig voor een hernieuwde interesse in de Cubaanse son.
Traditionele en moderne muziek uit de Keltische landen. Niet alleen in Engeland, Ierland en Schotland hebben de Kelten een culturele voetafdruk achtergelaten, ook in het Franse Bretagne en Noord-Spaanse Galicië neemt de Keltische traditionele muziek een belangrijke plaats in. In de Verenigde Staten en Canada houden de bewoners van deze nieuwe wereld de Keltische overlevering levend. Naast de geografische diversiteit, verschillen de Keltische muziekvormen ook sterk onderling. Hierdoor menen sommige muziekliefhebbers dat de term 'celtic' niet meer is dan een marketingterm. Toch is het begrip langzamerhand gemeengoed geworden. Celtic kan zowel doelen op traditionele volksmuziek als op moderne pop. Vaak worden Keltische instrumenten gebruikt, zoals de viool, fluit, trommel, harp, dwarsfluit of doedelzak. Omdat celtic zo'n vergaarbak is, overlapt dit genre voor een deel met folkmuziek.