In de Cariben en VS ontwikkelde dansmuziek. Salsa ontstond in de jaren zestig in New York, toen Latijns-Amerikaanse immigranten mambo, latin jazz, Puertoricaanse plena en Cubaanse son samensmolten tot een nieuw, uiterst dansbaar geheel. Het waren vooral de Puertoricaanse zangers die hierbij een voortrekkersrol speelden. Omdat veel Cubanen dit aanvankelijk zagen als een gijzeling van hun nationale muziek, de son, weigerden zij halsstarrig de term salsa in gebruik te nemen. Inmiddels is het woord ingeburgerd. Drijvende kracht achter de promotie van de salsa was het label Fania. Veel van hun artiesten, zoals Celia Cruz, Willie Colón, Eddie Palmieri, Hector Lavoe en Tito Puente, groeiden uit tot de grootste sterren die het genre gekend heeft. Samen vormden zij de Fania All Stars. Veel teksten uit de Fania-tijd gingen over de problemen die de zangers als Latijns-Amerikaanse immigranten tegenkwamen. Nu is het grootste gedeelte van salsa pure feestmuziek. Op Cuba ontwikkelde zich een vergelijkbare stroming, met de naam timba. Deze muziek heeft ook de son als hoofdingrediënt, maar kent ook invloeden uit salsa, rock en hiphop. Bands als Los Van Van, Irakere en NG La Banda stonden aan de basis hiervan.
Alle popmuziek die zijn wortels heeft in Latijns-Amerikaanse ritmes, zoals salsa, reggae, soca, rumba of merengue. Latin is de afkorting van Latin American pop. De artiesten komen meestal uit de Verenigde Staten, Spanje en Spaanstalig Zuid-Amerika. Muziek uit Italië, Brazilië of Portugal wordt hier niet tot de latin gerekend. Vanaf de jaren tachtig neemt latin een grote vlucht. Voor die tijd experimenteerden artiesten als Santana en Julio Iglesias ook al met Latijns-Amerikaanse en westerse muziek, maar de Cubaans-Amerikaanse zangeres Gloria Estefan breekt de markt pas echt open. De lijst met Latino supersterren groeit vanaf dat moment gestaag. De bekendheid van zangers als Ricky Martin (Puerto Rico), Shakira (Colombia) en Jennifer Lopez (VS) beperkt zich allang niet meer tot de Spaanstalige wereld.
Soul ontstaat in de jaren zestig als mengsel van rhythm & blues en gospel. De meeste soulzangers uit de jaren zestig leren zingen in kerkkoren en de overeenkomsten tussen soul- en gospelzangers zijn opvallend. Labels als Motown (uit Detroit) en Stax (uit Memphis) zijn in de jaren zestig erg succesvol. De eerste met het bombastische geluid van vocale groepen als The Supremes en The Four Tops. De producties van zuidelijke labels als Stax (Otis Redding) en Atlantic (James Brown, Aretha Franklin) klinken bluesier en meer funky. Bij soul fungeert de zanger of zangeres als blikvanger en moeten de begeleiders vaak genoegen nemen met een plaatsje buiten de spotlichten. In de jaren zeventig overleeft soul vooral in Engeland waar nachtenlange ‘northern soul’-feesten vele bezoekers trekken. De ‘blue eyed soul’ van Britse artiesten als Simply Red en Sade is in de jaren tachtig enorm populair en de voorbode van de revival van het authentieke soulgeluid die zich rond 2005 aandient met artiesten als Amy Winehouse en Duffy. Soul was ook van grote invloed op funk, disco, r&b en vooral neo soul (een mix van soul, r&b en hiphop).