In 1711 vestigde Vivaldi zijn reputatie met de bundel L'Estro Armonico. Deze concerten voor één of meerdere violen en strijkorkest zijn briljant en grillig; tegelijkertijd bepaalden ze voor eens en altijd hoe solist(en) en het orkest zich tot elkaar verhouden. Niemand minder dan Bach bewerkte verschillende van deze concerten voor klavecimbel en orgel. In de 19e eeuw was het concert vaak een vehikel voor oppervlakkige virtuositeit. Gelukkig namen de meer serieuze romantici het introspectieve Vioolconcert van Beethoven als model. Belangrijke concerten zijn die van Mendelssohn, Brahms, Bruch en Tsjaikovsky. Vermeldenswaard is tevens Berlioz' programmatische Harold en Italie, waarin de altviool de gelijknamige held verklankt. In de 20ste eeuw werd het (alt)vioolconcert tot grote hoogten gebracht door o.a. Bartók, Elgar, Berg, Schönberg, Stravinsky, Prokofiev, Sjostakovitsj, Walton, Britten en Ligeti.
De viool behoort vanwege haar technische mogelijkheden en expressieve bereik tot de meest perfecte instrumenten van de Westerse muziek. De Rosenkranzsonaten van Biber, de Sonates en Partita's voor viool solo van Bach, de Frühling- en Kreuzer Sonate van Beethoven, de meeslepende Vioolsonate van Franck: dit zijn slechts enkele hoogtepunten uit de omvangrijke kamermuziek voor viool. De moderne viool heeft het weliswaar gemaakt, maar daarom spreken we allerminst met dédain over haar herkomst. De sonore rijkdom van de oudere violenfamilie is goed vertegenwoordigd op de cd's van gamba-pionier Jordi Savall. Luister bijvoorbeeld naar de prachtige Suites van Matthew Locke, waarin polyfonie en dansante ritmiek volmaakt met elkaar in evenwicht zijn.