(bron: wikipedia)Arthur (Art) Blakey (Pittsburgh (Pennsylvania), 11 oktober 1919 – New York, 16 oktober 1990), ook wel Abdullah Ibn Buhaina genaamd, was een van de grootste Amerikaanse jazzdrummers en een van de invloedrijkste jazzmuzikanten.Blakey is met Kenny Clarke en Max...
meer
Als hét fotomodel van de cooljazz in jaren vijftig was Chet Baker een tijdlang het icoon van de sensitieve subcultuur van dat decennium. Maar in plaats van de ladder van beroemdheid te bestijgen bleef hij een outsider, de belangrijkste onder de ’beautiful losers’. De daaropvolgende dertig jaar verscheen hij in en uit de schijnwerpers door briljante momenten af te wisselen met fysieke aftakeling en persoonlijke misère. Nadat zijn tanden uit zijn mond werden geslagen bij een drugsgerelateerde vechtpartij, stopte hij lange tijd met spelen. Toen hij eindelijk zijn comeback maakte, bleek hij een nog steeds krachtige, maar rusteloze geestverschijning. In 1987 verscheen de met gejuich ontvangen Baker-documentaire Let’s Get Lost, maar een jaar later, onder invloed van drugs, viel Baker uit het raam van een Amsterdams hotel en stierf een dood die net zo tragisch was als zijn door genialiteit gekenmerkte leven.
‘Saxophone Colossus’ is een passende beschrijving voor deze tenorsaxofonist die tot de grootste levende jazzartiesten wordt gerekend. Sonny Rollins maakte zijn eerste platenopname op zijn negentiende, eind jaren veertig van de vorige eeuw. In tegenstelling tot Parker en Coltrane was de grootte van zijn talent onmiddellijk duidelijk. Na het onderzoeken van de hard-bop van begin jaren vijftig, nam hij van Monk het idee over om de melodie in plaats van de akkoorden als uitgangspunt te nemen in zijn improvisaties. Als een meer stadse en sardonische tegenhanger van Coltrane met zijn bezwerende zoektochten, is Rollins in staat om urenlange, onbegeleide solo’s te spelen met eindeloze variaties, voortgebracht door de meest krachtige sound die ooit uit een saxofoon werd gewrongen.
Charles Mingus legde alles wat hij in zich had aan ervaring in zijn spel. Hij was een krachtige en virtuoze bassist. Als componist putte hij uit de gehele jazzgeschiedenis, wat resulteerde in werk van indrukwekkende schoonheid. Maar hij was vooral een artiest wiens compromisloze geest zowel controverse als bewondering opriep. In de jaren veertig en vijftig werkte hij als bassist voor iedereen van Kid Ory en Louis Armstrong tot Charlie Parker en Thelonious Monk. Begin jaren vijftig maakte hij zijn eerste opnamen als bandleider, aan het eind van dat decennium was hij op de top van zijn kunnen als bandleider, arrangeur en componist. Hij verwerkte de invloed van gospel, blues en Europese klassieke componisten tot een bigband jazz formule, met een innovatieve en volledig unieke sound. Mingus overleed in 1979, maar zijn invloed op volgende muzikale generaties is onuitwisbaar.
Trompettist Roy Hargrove is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de hardbop, de melodieuze en soulvolle variant van bebop. In 1987 werd Hargorve onder de hoede van Wynton Marsalis genomen, die hem introduceerde bij spelers als Bobby Watson, Ricky Ford en Carl Allen. Hargrove werd geliefd met een felle, no-nonsense stijl die volstrekt op zich zelf staat en weinig verwantschap vertoont met voorgangers. Naast jazz flirt Hargrove regelmatig met de zogenaamde new classic soul door mee te spelen op belangrijke platen in het genre van Erykah Badu en D’Angelo.
Altsaxofonist Steve Coleman (20 september 1956, Chicago) luisterde van jongs af aan naar de twee bekendste Parkers op saxofoon: Charlie en Maceo. In zijn eigen spel ontwikkelde hij een mix van beide, gecombineerd met meer vrije elementen van achternaamgenoot Ornette. Hij speelde lange tijd in de Thad Jones-Mel Lewis Big Band voordat hij begin jaren tachtig zijn eigen band begon, die al gauw de naam Five Elements kreeg. Samen met gelijkgestemde jonge New Yorkse musici als Greg Osby, Graham Haynes, Geri Allen, Gary Thomas en Cassandra Wilson zette hij het M-Base-collectief op, wat staat voor Macro Basic Array of Structured Extemporizations. De muziek van M-Base kenmerkt zich door een abstracte en haast ondoorgrondelijke soort fusion, opgebouwd uit hoekige funkritmes, droge harmonieën en met wiskundige precisie geconstrueerde melodieën. Vooral Coleman is in grote mate trouw gebleven aan dit concept in de vele versies van zijn Five Elements. Daarnaast is zijn droge maar toch warme altsaxofoonklank regelmatig te horen in combinatie met de contrabas van Dave Holland.