Toen altsaxofonist Cannonball Adderley zijn opwachting maakte in de New Yorkse jazz-scene in 1955 viel hij onmiddellijk op met zijn van blues doordrenkte toon en swingende timing. Enkele jaren later vroeg Miles Davis hem om zijn befaamde Quintet uit te breiden tot een sextet. Met deze groep nam hij het baanbrekende album Kind Of Blue op. In de jaren zestig, waarin vele jazzmuzikanten zochten naar nieuwe vormen, hield Adderley in een kwintet samen met zijn broer Nat, vol overtuiging vast aan de door gospel en blues beïnvloedde souljazz. Hits als Mercy, Mercy, Mercy (1967) brachten jazz dichter bij rockmuziek, zonder compromissen te sluiten.
Hard bop-saxofonist Johnny Griffin werd midden jaren vijftig bekend als een van de snelst spelende tenorsaxofonisten en kreeg daardoor de bijnaam ‘the fastest tongue in jazz’. Hij debuteerde bij Blue Note met Introducing Johnny Griffin en maakte vervolgens A Blowing Session met onder meer John Coltrane. Later vormde Griffin samen met saxofonist Eddie “Lockjaw” Davis de groep Tough Tenors. Hij woonde enige tijd in Nederland en maakte toen onder meer het album That Old Feeling met zangeres Rita Reys.
‘Saxophone Colossus’ is een passende beschrijving voor deze tenorsaxofonist die tot de grootste levende jazzartiesten wordt gerekend. Sonny Rollins maakte zijn eerste platenopname op zijn negentiende, eind jaren veertig van de vorige eeuw. In tegenstelling tot Parker en Coltrane was de grootte van zijn talent onmiddellijk duidelijk. Na het onderzoeken van de hard-bop van begin jaren vijftig, nam hij van Monk het idee over om de melodie in plaats van de akkoorden als uitgangspunt te nemen in zijn improvisaties. Als een meer stadse en sardonische tegenhanger van Coltrane met zijn bezwerende zoektochten, is Rollins in staat om urenlange, onbegeleide solo’s te spelen met eindeloze variaties, voortgebracht door de meest krachtige sound die ooit uit een saxofoon werd gewrongen.
(bron: wikipedia)Milton (Milt) Jackson (Detroit, 1 januari 1923 – New York, 9 oktober 1999) was een legendarische Amerikaanse jazz-vibrafonist, die vooral bekend werd met het Modern Jazz Quartet, een van de langst bestaande bands in de geschiedenis van de jazz. De populariteit van dit viertal muzikanten was, aldus Jackson, vooral te danken aan de manier waarop geïmproviseerd werd op klassieke muziek, wat leidde tot een combinatie van klassiek met jazz en pop.
Jackson begon op 7-jarige leeftijd als zanger. Hij zong... meer
Als hét fotomodel van de cooljazz in jaren vijftig was Chet Baker een tijdlang het icoon van de sensitieve subcultuur van dat decennium. Maar in plaats van de ladder van beroemdheid te bestijgen bleef hij een outsider, de belangrijkste onder de ’beautiful losers’. De daaropvolgende dertig jaar verscheen hij in en uit de schijnwerpers door briljante momenten af te wisselen met fysieke aftakeling en persoonlijke misère. Nadat zijn tanden uit zijn mond werden geslagen bij een drugsgerelateerde vechtpartij, stopte hij lange tijd met spelen. Toen hij eindelijk zijn comeback maakte, bleek hij een nog steeds krachtige, maar rusteloze geestverschijning. In 1987 verscheen de met gejuich ontvangen Baker-documentaire Let’s Get Lost, maar een jaar later, onder invloed van drugs, viel Baker uit het raam van een Amsterdams hotel en stierf een dood die net zo tragisch was als zijn door genialiteit gekenmerkte leven.
Barry Harris wordt gezien als de grootmeester van de bebop-piano. Daarnaast is hij een vooraanstaand jazzdocent. Harris, afkomstig uit Detroit, trok eind jaren vijftig naar New York om korte tijd met Cannonball Adderley te spelen. Daarna maakte hij vele eigen albums en speelde onder meer met Coleman Hawkins.
(bron: wikipedia)Zoot Sims of John Haley "Zoot" Sims (Inglewood, 29 oktober 1925 – New York, 23 maart 1985) was een Amerikaans tenor- en sopraansaxofonist.
Samen met Stan Getz en Al Cohn behoort Zoot Sims tot de saxofonisten die beschouwd kunnen worden als de succesrijkste volgelingen van de saxofoonstijl van Lester Young. In de loop van zijn carrière speelde hij met heel wat beroemde bands, waaronder die van Benny Goodman, Artie Shaw, Stan Kenton en Buddy Rich. Sims was ook een van... meer
Trompettist Clark Terry (14 december 1920- 21 februari 2015) begon zijn professionele carrière begin jaren veertig in lokale bands in zijn geboortestad St. Louis. Na de Tweede Wereldoorlog kwam hij terecht in de band van Lionel Hampton. Van 1948 tot 1951 maakte hij deel uit van het orkest van Count Basie. Daarna stapte hij over naar de big bands van Duke Ellington (1951-1959) en Quincy Jones (1960). Terry had met zijn spelopvatting grote invloed op andere trompettisten, bijvoorbeeld Miles Davis. Ook was hij een pionier van de bugel (flügel horn) in de jazz. Terry was zowel thuis in de swing als de hardbop en stond bekend om zijn techniek en goede humor. In de jaren zestig werkte hij voor de Amerikaanse omroep NBC, waar hij regelmatig optrad in de band van de Tonight Show. Hij werd ook beroemd als scat-zanger en scoorde een hit met Mumbles, dat vervolgens ook zijn bijnaam zou blijven. Na zijn periode bij NBC ging Terry aan de slag als studiomuzikant en docent en leidde hij enkele eigen bands. Hij trad over de hele wereld op tijdens festivals, speelde in clubs en nam platen op, als leider en als sideman.