“The incredibly lovely sound of Stan Getz”. Wel wat zelfingenomen om zoiets van jezelf te zeggen, maar Stan Getz had wel gelijk. Vrijwel geen enkele andere saxofonist kon zo’n lyrisch geluid halen uit zijn tenor. Met dat geluid en zijn vloeiende lijnen was Getz veel te horen op bossa nova-cd’s en zelfs enkele smooth fusion albums. Daardoor zou je haast vergeten dat hij een geweldig improvisator was in een stijl die het midden hield tussen cool jazz en hard bop. Getz (1927) maakte eind jaren veertig indruk als frontman van de Four Brothers, de beroemde saxofoonsectie van het orkest van Woody Herman. Daarna begon hij kleine groepen te leiden met onder meer Jimmy Raney en Horace Silver. Zijn grootste succes, commercieel gezien, scoorde hij in een Braziliaans getinte samenwerking met gitarist Charlie Byrd en de bossa nova-hits Desafinado en The Girl From Ipanema.
meer
Pianist Oscar Peterson (Canada, 1925) was een van jazzartiesten met de meeste opgenomen albums. Aan het begin van zijn carrière ging hij een samenwerking aan met producer Norman Granz en sinds de jaren vijftig was hij een van de steunpilaren van Granz’ labels (Verve en Pablo). Peterson werkte hoofdzakelijk in triobezettingen met afwisselend gitaar & bas of bas & drums, maar deed ook solo-optredens en concerten met grotere groepen en een volledig orkest. Hij beschikte over een fabuleuze techniek waarmee hij altijd krachtige swingende muziek wist te produceren in een unieke eigen stijl die het midden hield tussen swing en bop.
Toen in 2002 Jamie Cullum op het toneel verscheen met zijn mix van jazz, pop en een vleugje rock, werd de charmante en hippe Brit direct omarmd door een groot publiek. Cullum bleek als geen ander een grote schare mensen te kunnen interesseren voor liedjes die dankzij jazzinvloeden wat ingewikkelder in elkaar zaten dan de gemiddelde popmuziek. Zijn eerste twee platen werden grotendeels gevuld met favoriete nummers van andere artiesten, uiteenlopend van George Gershwin tot Radiohead, maar vanaf Twentysomething (2004) stonden er steeds meer eigen composities op zijn albums. Rond deze tijd werd Cullum ook in Nederland een vaste waarde. Het poppy album Catching Tales en het meer op rock georiënteerde The Pursuit deden het erg goed in de Nederlandse hitlijsten.
De manier waarop Jean ‘Toots’ Thielemans (1922-2016) en zijn harmonica onderdeel zijn geworden van de Nederlandse cultuur, doet haast vergeten dat hij toch echt uit België komt. Toots is in alle vormen van de Nederlandse media aanwezig, van het thema van de tv-serie
Baantjer tot de soundtrack van de film
Turks Fruit en gastoptredens bij tal van Nederlandse populaire artiesten. De reden voor zijn wereldwijde beroemdheid is simpel: Thielemans was de beste harmonicaspeler ter wereld. Vlak na de oorlog vertrok Toots naar de Verenigde Staten waar hij speelde met bijna alle grootheden uit de jazz. Onder meer
Benny Goodman,
Miles Davis,
Charlie Parker en
Stevie Wonder deden graag een beroep op Thielemans. Toch was het niet het eerste en enige instrument wat hij speelde; zo begon hij op driejarige leeftijd (!) met de accordeon en speelde op latere leeftijd gitaar. Toch is het de harmonica die hem uiteindelijk zijn faam heeft bezorgd en de lijst met gastoptredens waarbij hij zijn stijl mag demonstreren is onnoemlijk groot. In 1995 kreeg hij de Bird Award.
Trompettist en zanger Louis Armstrong is misschien wel de meest invloedrijke artiest in de geschiedenis van de jazz. Hij begon in de jaren twintig in de "hot" bands van New Orleans en was een van de eersten die solo-improvisatie in het jazzidioom integreerden. In de komende decennia veranderde zijn stijl nauwelijks, maar hij had vele volgelingen. Armstrong, die ook bekend was onder de koosnaam "Satchmo", was een van de meest geliefde figuren in de Amerikaanse populaire muziek. Zijn vruchtbare opnamecarrière, en het tijdloze karakter van zijn muziek, dragen er zorg voor dat zijn erfenis zal blijven voortbestaan.
Ella Fitzgerald was de belangrijkste uitvoerende van het American Popular Songbook, vanwege haar onvergelijkbare kwaliteiten en zorgvuldige materiaalkeuze. Met producer Norman Granz legde ze aan verschillende componisten gewijde ‘songbooks’ op vinyl vast. Daarmee maakte Fitzgerald definitieve versies van de liederen van de belangrijkste Amerikaanse songschrijvers. Fitzgerald had een enorm stembereik en gedurende het grootste deel van haar carrière behield haar stem de jeugdige, licht vibrerende klank. Daardoor klonken haar versies opvallend fris, vooral haar ‘scat’-materiaal. Hoewel vele uitstekende artiesten haar hebben opgevolgd, zal er hoogstwaarschijnlijk nooit meer iemand opstaan die het American Songbook zo subliem vertolkt.
De Canadese zanger Michael Bublé (Vancouver 1975) koos ervoor om geen eigentijdse rock of pop te zingen, net als
Harry Connick Jr. in de jaren tachtig en negentig. Hij verschilde van zijn generatiegenoten door zijn voorliefde voor de swingende klanken uit de jaren veertig en vijftig. Bublé had als
Sinatra-achtige crooner al veel podium- en studio-ervaring opgedaan toen hij in 2003 met zijn
titelloze debuutalbum doorbrak. Die cd maakte hem in één klap tot een gevestigde naam.
Als hét fotomodel van de cooljazz in jaren vijftig was Chet Baker een tijdlang het icoon van de sensitieve subcultuur van dat decennium. Maar in plaats van de ladder van beroemdheid te bestijgen bleef hij een outsider, de belangrijkste onder de ’beautiful losers’. De daaropvolgende dertig jaar verscheen hij in en uit de schijnwerpers door briljante momenten af te wisselen met fysieke aftakeling en persoonlijke misère. Nadat zijn tanden uit zijn mond werden geslagen bij een drugsgerelateerde vechtpartij, stopte hij lange tijd met spelen. Toen hij eindelijk zijn comeback maakte, bleek hij een nog steeds krachtige, maar rusteloze geestverschijning. In 1987 verscheen de met gejuich ontvangen Baker-documentaire Let’s Get Lost, maar een jaar later, onder invloed van drugs, viel Baker uit het raam van een Amsterdams hotel en stierf een dood die net zo tragisch was als zijn door genialiteit gekenmerkte leven.
Trompettist John Birks “Dizzy” Gillespie was een van de grondleggers van de bebop. Gillespie (1937, Cheraw, South Carolina) speelde trompet in bigbands van achtereenvolgens Teddy Hill en Cab Calloway. In nachtelijke jamsessies in Minton's Playhouse in New York overschreed hij samen met gelijkgestemden als saxofonist Charlie Parker, pianist Thelonious Monk en drummer Kenny Clarke de grenzen van de swing door te experimenteren met harmonische vernieuwingen, complexe thema’s, hoge tempo’s en verrassende ritmische accenten. Gillespie, tegelijkertijd de leidende theoreticus en grootste entertainer van de bebop, leidde eigen combo’s en een bebopbigband. Hij voegde meer en meer Afro-Cubaanse elementen toe aan de bebop en werd zo een wegbereider voor de latin jazz. Zijn karakteristieke verschijning met schuin omhoog gebogen trompet en enorm uitpuilende wangen deden haast vergeten dat hij een virtuoos trompettist was.
Het lukte Billie Holiday, het schoolvoorbeeld van een jazzzangeres, altijd om haar hart te leggen in elk liedje dat ze zong. Met haar frêle stem en bondige stijl wist ze zelfs de meest luchtige popliedjes een hartverscheurende draai mee te geven. Haar beste muziek zit vol emotie, zowel vrolijkheid als wanhoop, en maar weinig muzikanten wisten dat gevoel te evenaren. Van het midden van de jaren dertig tot het midden van de jaren veertig bevond Lady Day zich op de top van haar kunnen. Ze nam albums op met vele zwaargewichten uit de jazz, zoals Benny Goodman, Duke Ellington en Lester Young. In de late jaren veertig leidde haar heftige liefdesleven en haar drank- en drugsgebruik tot problemen, waarbij ze uiteindelijk ook met de sterke arm der wet in aanraking kwam. Ook Holidays gezondheid holde achteruit, wat uiteindelijk leidde tot haar dood in 1959. Haar woelige privéleven zorgde dat ze in haar tijd de krantenkoppen haalde, haar unieke talent maakte haar tot een tijdloze legende.
Door geniale virtuositeit te combineren met pure emotie op de altsaxofoon, had Charlie Parker in zijn tijd maar weinig concurrenten. En na hem zou het nooit meer hetzelfde zijn. Als één van de uitvinders van de bebop (samen met Dizzy Gillespie, Bud Powell en anderen), introduceerde Charlie ‘Bird’ Parker nieuwe mogelijkheden voor expressie, één die een indrukwekkende techniek koppelde aan gedegen muzikale kennis en vooral: het vermogen om complexe ideeën simpel, oprecht en onweerstaanbaar uit te voeren. Parker overleed op 34-jarige leeftijd en liet een erfenis na die velen trachtten te evenaren maar door niemand werd overtroffen.
(bron: wikipedia)Zoot Sims of John Haley "Zoot" Sims (Inglewood, 29 oktober 1925 – New York, 23 maart 1985) was een Amerikaans tenor- en sopraansaxofonist.
Samen met Stan Getz en Al Cohn behoort Zoot Sims tot de saxofonisten die beschouwd kunnen worden als de succesrijkste volgelingen van de saxofoonstijl van Lester Young. In de loop van zijn carrière speelde hij met heel wat beroemde bands, waaronder die van Benny Goodman, Artie Shaw, Stan Kenton en Buddy Rich. Sims was ook een van... meer