Pop als zelfstandig genre binnen de popmuziek is eigenlijk een kunstmatige categorie. Het omvat alles wat buiten de andere popsoorten valt, maar bezit daarmee toch min of meer eigen kenmerken. In pop ligt de nadruk op het liedje. Compositie, melodie en productie zijn belangrijker dan stijl en inhoud. Pop ligt goed in het gehoor en spreekt idealiter een massapubliek aan. Onder haar beoefenaars treffen we dan ook veel hitmakers aan, uiteenlopend van The Beatles tot Michael Jackson, en van Simon & Garfunkel tot de Spice Girls.
Onder downtempo wordt een mix van ambient, triphop en techno verstaan, ofwel: sfeervolle en soms ronduit wollige dance die niet direct volle dansvloeren trekt, maar eerder thuis wordt gedraaid. Ondanks de geringe dansbaarheid wordt het toch gezien als vorm van dance, omdat het gebruik maakt van dezelfde productietechnieken. Zeker in de jaren negentig was deze muziek erg populair met Air, Portishead en Massive Attack als belangrijke boegbeelden. Er werden zelfs bars en cafés geopend waar de bezoeker kon ‘loungen’, ontspannen op rustige klanken. Toen men voldoende uitgerust was vervloog deze hype weer maar in de underground is deze muziek, nu vaak onder de noemer chill out, nog zeer populair.
Muziek die eind jaren zeventig/begin jaren tachtig ontstaat, als synthesizers voor het eerst intensief worden gebruikt om popmuziek te maken. De synthesizermuziek die disco en krautrock als uitgangspunt neemt, wordt electro genoemd. Het vroege electrogeluid ligt aan de grondslag van de latere housevariant techno. Aan het begin van het nieuwe millenium vindt er een revival van de oude electro plaats: de electroclash. De stijlvariant waarin synthesizers worden gebruikt om traditionele popliedjes in te kleuren wordt synthipop genoemd. Bands als Spandau Ballet, Duran Duran en Culture Club combineerde synthipop met modieuze kleding en make-up en creëerden zo de substroming new romantic. Ook synthipop kreeg een flinke revival in de jaren nul met (meestal vrouwelijke) artiesten als Robyn, Lady Gaga en La Roux.
IDM staat voor ‘intelligent dance music’, ofwel dansmuziek die niet alleen bedoeld is om op te dansen maar ook om naar te luisteren. Omdat de term nogal zelfingenomen klinkt, prefereren veel idm-artiesten de meer neutrale omschrijving ‘electronica’. Het genre ontstond eind jaren negentig. In idm/electronica zijn invloeden terug te horen uit breakbeat, synthipop en techno. Het tegendraadse karakter van de muziek zorgde ervoor dat veel idm-artiesten veroordeeld waren tot een zelfverkozen bestaan in de underground. Neemt niet weg dat er in deze hoek van elektronische dansmuziek veel vernieuwers zaten, die de grenzen van de popmuziek oprekten. Onder die pioniers zitten gevestigde namen als Aphex Twin, Autechre en Four Tet.
Overkoepelende term voor alle uit de punk en new wave ontsproten rockmuziek die zich buiten de mainstream om ontwikkelt, parallel aan bijbehorende subculturen. Omvat zeer uiteenlopende stromingen, waaronder britpop, gothic, grunge, industrial, lo-fi, noise en postrock. Ook new wave zelf valt doorgaans onder deze noemer. Als tegenhanger van 'mainstream' wordt alternative of indie (independent = onafhankelijk) gekenmerkt door meer artistieke en inhoudelijke intenties, boven commerciële bedoelingen en sterrenstatus. Dat begon met undergroundbands als The Velvet Underground, The Doors en The Stooges die in de sixties hun eigen, meer persoonlijke invulling begonnen te geven aan popmuziek. Via artrock en pubrock barstten in 1977 punk en new wave los. Niet alleen de energie en het straatgevoel, maar ook het D.I.Y. (do it yourself) denken bleven hangen.