Ma mère l'oye deel II (1910/1911)
Ravel was gefascineerd door de kindertijd en liet zich in zijn muziek inspireren door de magie en het sprookjesachtige ervan. In Ma mère l’oye (1910), opgedragen aan de kinderen van een bevriend echtpaar, verklankt hij een aantal beroemde sprookjes, waaronder Doornroosje, Klein Duimpje en Belle en het Beest. Oorspronkelijk geschreven voor piano vierhandig, werkte hij het later om tot een ballet. Ravel beschreef de scènes nauwkeurig in de partituur, zoals bij Kleinduimpje: 'Hij dacht dat hij de weg wel zou vinden met het brood dat hij overal had gestrooid, maar hij was verbaasd toen hij geen kruimel meer kon vinden: de vogels hadden alles opgegeten.'
Trio voor piano, viool en cello deel II (1914)
Ravel werkte zes jaar aan zijn Pianotrio en voltooide het in de zomer van 1914. Het werk bevat veel kenmerkende elementen van zijn stijl. Het openingsdeel, begonnen in het Baskische kustplaatsje Saint-Jean-de-Luz, weerspiegelt de Baskische afkomst van de componist, terwijl Ravel zich in het tweede deel, Pantoum, door versvormen uit de Maleisische dichtkunst liet inspireren. In de Passacaille hoor je zijn liefde voor barokke dansen terug. De indrukwekkende finale groeit uit tot bijna symfonische proporties. Kort na voltooiing van zijn Pianotrio meldde Ravel zich als vrijwilliger bij het Franse leger.
Tzigane (1924)
Tzigane is Ravels versie van een Hongaarse rapsodie, geïnspireerd door de Hongaarse violiste Jelly d’Arányi. Na het horen van Roma-melodieën die zij voor hem speelde, componeerde Ravel dit virtuoze stuk. Hoewel de componist geen bestaande zigeunermelodieën citeert, ademt Tzigane de expressieve speelstijl van de Romani. Net als in Liszts rapsodieën begint het met een langzame vioolsolo, waarna het tempo toeneemt en eindigt in een vurige csárdás. Voor een extra Hongaars effect schreef Ravel het stuk oorspronkelijk voor viool en luthéal, een geprepareerde vleugel die de klank van een cimbalom nabootst.
Boléro (1928)
Ravel wordt doorgaans versleten voor een op-en-top Frans componist. Toch doen we hem tekort als we zijn Baskische afkomst vergeten. Ravel zelf herinnert ons eraan met zijn vele op Spanje gebaseerde stukken, variërend van zijn eerste Spaanse compositie Rapsodie espagnole (1908) tot zijn laatst voltooide werk Don Quichotte à Dulcinée (1933). In al die composities speelt het ritme een cruciale rol, vaak in de vorm van korte, repetitieve en vaak gesyncopeerde patronen. Ravel voerde dit tot het uiterste door in zijn Boléro. Het boléro-ritme blijft onveranderd, terwijl het orkest dit ritme telkens anders kleurt. Hoewel het zijn bekendste stuk is geworden, hield Ravel er een dubbelzinnige mening op na en omschreef het werk droogjes als ‘een meesterwerk… zonder dat er muziek in zit’.
Pianoconcert voor de linkerhand (1930)
Hoewel de Oostenrijkse pianist Paul Wittgenstein tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn rechterarm verloor, gaf hij zijn carrière niet op. Sterker nog, Wittgenstein gaf componisten opdracht nieuw repertoire te schrijven voor alleen de linkerhand. In 1929 benaderde hij Ravel, die, onder de indruk van Wittgenstein, een virtuoos en heroïsch Pianoconcert componeerde. Wittgenstein was minder enthousiast en had kritiek op de lange solocadens. ‘Als ik zonder orkest had willen spelen, had ik geen concerto besteld!’, luidde zijn commentaar. De toch al gepikeerde Ravel raakte nog meer ontsteld toen hij ontdekte dat Wittgenstein de partituur naar eigen inzicht had aangepast. Uiteindelijk draaide Wittgenstein bij en speelde onder leiding van Ravel de wereldpremière. Hoewel het concert succesvol was, kwam het nooit meer goed tussen de twee.
Lever du Jour uit Daphnis et Chloé (1912)
Over Ravels liefdesleven is amper iets bekend, als er al zoiets was. Des te opmerkelijker was de sensuele kracht die hij soms in zijn muziek legde. Het ballet Daphnis et Chloé componeerde hij in opdracht van de Ballets Russes. Het amoureuze verhaal is ontleend aan de gelijknamige herdersroman van de oud-Griekse schrijver Longus. Van de suites uit het ballet is de tweede het populairst geworden. Deze suite opent met een overweldigende schildering van een zonsopgang.
Forlane uit Le tombeau de Couperin (1914-1917)
Heroïek en vaderlandsliefde zijn nooit ver weg in de Franse muziek. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog voltooide Ravel een even beladen als heroïsch Pianotrio. Na de oorlog ontstond de pianosuite Le Tombeau de Couperin. De term Tombeau (grafsteen) verwees naar de 17e eeuwse traditie waarmee Franse componisten op muzikale wijze een collega herdachten. Ravel droeg de zes delen op aan zeven vrienden die tijdens de oorlog waren omgekomen (met de broers Pierre en Pascal Gaudin op eenzelfde plaats).
Blues uit Sonate voor viool en piano (1923-1927)
Ravel kende de jazz en blues dankzij de Parijse café's. Hij deelde die voorliefde met de violiste Hélène Jourdan-Morhange, aan wie hij een vioolsonate opdroeg. Helaas kon zij het niet spelen vanwege artritis. Ravel werkte eraan van 1923 tot 1927. Tegenwoordig kennen wij het als de Vioolsonate nr.2. Het rokerige tweede deel kreeg de titel Blues. Men ontdekte pas na Ravels dood dat er ook nog een Vioolsonate nr.1 was.
Slot (Il est bon, l'enfant, il est sage) van L'Enfant et les Sortilèges (1925)
Marc groet ‘s morgens de dingen, aldus het gedicht van Paul van Ostaijen. Zo lief gaat het er niet aan toe in L'Enfant et les Sortilèges. Hier gaat het over een gemeen jongetje dat zijn huiswerk niet wil maken. Uit frustratie plaagt hij dieren en richt vernielingen aan. Maar dan raken de dingen betoverd, om zich tegen hem te keren. Uiteindelijk krijgt het jongetje vergeving nadat hij een gewonde eekhoorn heeft geholpen. De opera ging op 21 maart 1925 in première in Monte Carlo. De orkestratie is meesterlijk, met realistische imitaties van tikkende klokken en miauwende katten.
Adagio Assai uit Pianoconcert in G (1929-1931)
Het verhaal gaat dat het openingsthema van het concert Ravel te binnen schoot tijdens een treinreis van Oxford naar Londen. Hij was daar omdat hij 1928 een eredoctoraat ontving van de universiteit van Oxford. Het concert is een mengeling van elegant neoclassicisme en jazz. Uitzonderlijk fraai is het langzame deel (Adagio Assai). De eindeloze openingsmelodie (piano solo) is, compositorisch gezien, een knappe prestatie. Ravel beweerde naderhand dat hij steeds twee maten per keer componeerde, met Mozarts Klarinetkwintet als voorbeeld.
The Lamp Is Low - Mildred Bailey
In 1928 ondernam Ravel een uitgebreide tournee door Amerika. Op zijn verjaardagsfeest op 7 maart in New York, speelde de Amerikaanse componist George Gershwin piano voor hem. In de dagen erna bezochten de twee componisten fameuze jazzclubs in Harlem, zoals Savoy Ballroom en Cotton Club, waar zij Duke Ellington met zijn orkest zagen spelen. Ravel omarmde de jazz, maar zijn muziek was ook weer van invloed op de ontwikkeling van de jazz. Zo maakten Tin Pan Alley-componisten Peter DeRose en Bert Shefterer er geen geheim van dat hun blues The Lamp Is Low beïnvloed was door de melodie van Ravels Pavane pour une infante défunte.
So What – Miles Davis
Ravel werd gerekend tot de Impressionisten, een betiteling die hij zelf afwees. Maar het was juist het impressionistische element van Ravels muziek dat zich vanaf de late jaren 50 nestelde in de jazz. Trompettist Miles Davis ontdekte via zijn pianist Bill Evans de muziek van Ravel en vertaalde dit naar zijn album Kind Of Blue (1959). Hectische blues- en bebopschema’s van weleer werden hierop gereduceerd tot rustieke cadansen met modale en dorische notenschema’s, wat ruimte gaf voor diepgaande en (jawel) impressionistische solo’s.
Adagio Assai - Avishai Cohen
De Israëlische trompettist Avishai Cohen reageerde met zijn album Ashes To Gold in 2024 op het oorlogsgeweld dat zijn thuisland regeert. De donkere vijfdelige suite laat pas wat licht door als het, bij wijze van deel zes, uitkomt in het nummer Adagio Assai. Het is een bewerking van Ravels Pianoconcert in G.
Snowflake For Ravel - Miran Noh
Ondanks zijn fascinatie voor jazz was Ravel onbetwist een componist met een Europese identiteit. Wellicht groeit daarom de liefde voor de componist bij hedendaagse Europese jazzartiesten. Ook Nederlandse muzikanten als saxofonist Kika Sprangers en de Zuid-Koreaans-Nederlandse toetsenist Miran Noh rekenen Ravel tot een belangrijke invloed op hun muziek, die eerder is gebaseerd op persoonlijk expressionisme en een Europese identiteit, dan de Afro-Amerikaanse fundamenten.
Bolero - Frank Zappa
De Amerikaanse rockartiest en componist Frank Zappa zocht zijn invloeden eerder bij meer provocerende componisten als Edgard Varèse en Igor Stravinski. Tijdens een van de laatste tournee’s die de in 1993 overleden Zappa ondernam, dook ook ineens Ravel op. Zappa prees vooral de rijke melodie van Ravels Boléro om hier vervolgens mee aan de loop te gaan in zijn eigen, reggae-getinte versie. Met zijn eigen sceptische kijk op zijn Boléro, had Ravel had er ongetwijfeld zijn goedkeuring aan gegeven.
Tekst en samenstelling: Jan-Willem van Ree (1 /tm 5), Hans Jacobi (6 t/m10) en Mark Ritsema (11 t/m 15)
Vormgeving: Judith de Rond