In Zuid-Duitsland zijn fluiten gevonden van kort na de ijstijd. Anna Potengowski reconstrueerde zulke fluiten. Ze gebruikte daarvoor beenderen van een vale gier, een zwaan en zelfs een mammoet.
De moderne metalen dwarsfluit had een voorloper van hout, de traverso genaamd. Koning Frederik de Grote van Pruissen was er een liefhebber van. Telemann componeerde Fantasieën voor dit instrument.
Bach liet de traverso dansen en springen in zijn beroemde Badinerie. Hij peilde tevens haar melancholische diepten. Zoals in de aria Aus Liebe (Matthäuspassion). Of in de ontroerende Sonate in b.
Mozart componeerde een aantal fluitwerken voor voor Ferdinand Dejean. Deze welgestelde amateurmusicus was werkzaam geweest in Batavia, als chirurg voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Een ondine is een mythische waternimf, vergelijkbaar met Andersens kleine zeemeermin. Het wezen inspireerde de componist Reinecke tot een sonate vol sprookjesachtig watergespetter.
De moderne Franse muziek leverde een keur aan schitterende fluitwerken op. Poulenc, Messiaen, Boulez, allemaal leverden ze een bijdrage. Het meest bekend werd echter Debussy’s betoverende Syrinx.