Back to top

Curiosa klassiek: Mijn vader is groothertog van Brittanje

Het Nederlandse kinderlied Drie schuintamboers gaat over een trommelslager uit het leger. De soldaat dingt naar de hand van een meisje. De vader van het meisje vindt het maar niks, hij denkt met een armoedzaaier van doen te hebben. De jonge soldaat schept echter op over zijn afkomst:

Mijn vader is groothertog van Brittanje
Mijn moeder is de koningin van Spanje
Van je rom bom wat maal ik erom
De koningin van Spanje rom bom

Drie schuintamboers, gezongen door de groep van Wim Sonneveld

Het is niet ongebruikelijk voor kinderen om te dagdromen over alternatieve ouders. Het kind fantaseert dat de biologische ouders niet de echte ouders zijn. Ooit moet het kind te vondeling zijn gelegd door de ware ouders, die ongetwijfeld van koninklijken bloede zijn. Freud typeerde zo’n fantasie als een ‘familieroman’. De fantasie helpt het kind om met autoriteit om te gaan, vooral wanneer het teleurgesteld is in de (echte biologische) ouders. Op latere leeftijd worden zulke fantasieën meestal verdrongen.

In der Fremde van Robert Schumann
Urlicht van Gustav Mahler

Er zijn echter ziekelijke uitzonderingen. Neem het geval Beethoven, dat uitvoerig beschreven is door de musicoloog Maynard Solomon in zijn prachtige Beethovenbiografie. Toen Beethoven zich in 1792 in Wenen vestigde, ontstond gaandeweg het gerucht dat de componist van adellijke afkomst was. Er werd zelfs beweerd dat hij een buitenechtelijk kind van koning Frederik de Grote was, de Pruisische despoot die als geen ander de idealen van de Verlichting belichaamde. Hoewel dit een grove belediging was voor wijlen zijn moeder, deed Beethoven nauwelijks moeite om het gerucht tegen te spreken. Kennelijk sprak de legende hem aan.

Solomon verklaart deze ‘neurose’ vanuit Beethovens trieste jeugd. Zijn vader was een lapzwans en een zuiplap die zijn zoon afbeulde om een tweede Mozart te worden. Voor zijn moeder voelde de jongen meer liefde. Maar ook aan haar zorgzaamheid moet getwijfeld worden, als we de getuigenissen van de buren en kennissen mogen geloven. De jongen maakte vaak een verwaarloosde en onverzorgde indruk.

Beethoven was nog maar 12 jaar oud toen hij het lied An einen Säugling (Aan een zuigeling) componeerde. In dit lied wordt de baby zich langzaam bewust van de moeder. De vader blijft echter een raadsel op de achtergrond. Toch zal eens de vaderfiguur zich openbaren, als een verheven figuur van kennelijk goddelijke status. Leg je het lied naast Beethovens eigen moeizame jeugd, dan dienen een reeks pijnlijke vragen zich aan: Wie is eigenlijk mijn vader? Toch niet die dronken lapzwans met losse handjes, die mij midden in de nacht uit bed sleurde om piano te oefenen?

An einen Säugling van Ludwig van Beethoven

Pas in 1818 gaf Beethoven tijdens een gerechtelijke procedure toe niet echt van adel te zijn. Verwarrend genoeg distantieerde hij zich twee jaar later toch nog weer van een van zijn beide broers. Dit weten we omdat de dove componist zijn gesprekken noodgedwongen schriftelijk voerde. Beethoven kon zich kennelijk niet voorstellen dat hij familie was van die ‘plebejer’ van een broer. Maar waarom? Kennelijk dacht hij ook toen nog - bewust of onbewust - dat de gehate vader niet zijn echte vader kon zijn.

Beethovens ‘neurose’ laat een fascinerend licht schijnen over zijn meest experimentele muziek. De ziekelijke fantasie had mogelijk ook een positieve kracht, althans vanuit artistiek oogpunt. Alsof Beethoven met zijn blik kon doordringen in werelden waar nog nooit iemand was geweest. Een mooi voorbeeld is de variatiereeks van zijn laatste Pianosonate (op.111). Dit deel begint heel lieflijk en conventioneel. De muziek verwijdert zich echter steeds verder van haar oorsprong, de uiterste grenzen van het klavier worden verkend. Het is muziek die een grens overgaat - weg van vaderland en moedergrond - om steeds verder door te dringen in onbekend terrein.

Arietta uit Sonate op.111 van Beethoven

Beethoven behoort daarmee tot de vele cultuurdragers die niet bleven hangen aan afkomst en geboortegrond, maar die naar elders vertrokken om hun geluk te beproeven. Zo belandden Haydn, Mozart en Beethoven in Wenen, Handel in Londen, Chopin in Parijs, Stravinski en Schönberg vluchtten voor de Duitsers naar Los Angeles, net als Thomas Mann, Kurt Weil en Bertolt Brecht. Ze mochten dan niet van adel zijn, het was echter de adel van hun geest die hen hielp om de mogelijkheden te benutten en de tegenslagen te overwinnen.

Het dorp van Wim Sonneveld
(HJ)