Back to top

Basiscollectie klassiek : Bach als erfgenaam en erflater van de meerstemmige muziek

Bach was een hekkensluiter. Zijn talloze fuga’s voor orgel en klavecimbel vormen een tweestromenland: ze waren zowel schatplichtig aan het oude kerkelijke contrapunt van Palestrina en voorgangers als aan de barokke virtuositeit van o.a. Buxtehude. In Bachs late contrapuntische studies (Canonische Veränderungen, Das musikalisches Opfer, Die Kunst der Fuge) vallen die beide stromen soms helemaal samen. Zoals bijvoorbeeld nr.6 uit Die Kunst der Fuge: een barokke ouverture in Franse stijl, à la Versaille. Maar het is ook een meesterlijk spel in abstractie waar de componisten van de renaissance (om maar niet te spreken van de graficus M.C. Escher) jaloers op hadden kunnen zijn.

- Contrapunctus VI 'in Stylo Francese' uit Die Kunst der Fuge

Juist die totale fusie van vocaal/instrumentaal, van renaissance/barok maakt deze muziek soms moeilijk toegankelijk, alsof Bach net iets te veel van de luisteraar vraagt. Alleen al daarom is het geen wonder dat Die Kunst der Fuge onvoltooid bleef. In 1944 schreef de theoloog Bonhoeffer vanuit de gevangenis dat er (culturele) fragmenten zijn die op de vuilnisbelt thuishoren. Maar er zijn ook fragmenten die fragmenten móeten zijn, omdat hun voltooiing een zaak van eeuwigheid is. Zoals Die Kunst der Fuge, aldus Bonhoeffer.

- Bachs Die Kunst der Fuge, verjazzt door The Swingle Singers

Bachs late meerstemmige muziek in jaartallen:

1725 – Publicatie van Gradus ad Parnassum van Johann Joseph Fux. Dit klassieke leerboek behandelt de meerstemmige muziek (contrapunt) zoals die beoefend werd door Palestrina. Het belang van Fux' methode heeft vooral te maken met de strenge methodiek, vergelijkbaar met hoe aan het Atheneum Grieks of Latijn wordt onderwezen. Fux verwijst ook naar de op Aristoteles terug gaande notie van 'kunst als vervolmaking van de natuur'.

1737 – De uit Leipzig afkomstige Lorenz Christoph Mizler (1711-1778) richt de Societät der musicalischen Wissenschaffen op. Het gezelschap bestond uit intellectueel ingestelde musici die per brief met elkaar communiceerden.

1742Bach vervaardigt het netschrift van een vroege versie van Die Kunst der Fuge, waaraan hij waarschijnlijk rond 1740 is begonnen. Het uitgangspunt was het contrapuntisch (meerstemmig) verkennen van alle mogelijkheden van één enkel 'thema'. Het thema is zodanig ontworpen dat het zich goed laat combineren met zijn omkering. In de loop van het werk wordt het hoofdthema gevarieerd en gecombineerd met nieuwe, contrasterende thema's (contrasubjecten). Deze vroege versie (zonder titel) bevat uit totaal veertien delen zonder nadere aanduiding. De opbouw van 12 fuga's en 2 canons is zowel technisch als muzikaal logisch, zodat we van een afgeronde cyclus kunnen spreken. Niettemin bleef Bach tot aan het einde van zijn leven aan dit opus sleutelen. Tussen 1742 en 1746 herzag hij het werk en breidde hij een aantal delen uit. Pas in 1747 voegde Bach de titel Die Kunst der Fuge toe.

- Contrapunctus I uit Die Kunst der Fuge, versie 1742

1747 – Bach wordt het veertiende lid van Mizlers Societät der musicalischen Wissenschaffen. Voor de Societät schrijft Bach de zesstemmige Tripelcanon BWV.1076 waarmee hij ook op het bekende schilderij van Hausmann staat afgebeeld. Tevens componeert hij de Canonische variaties over Vom Himmel hoch.

- Canonische variaties over het kerstlied Vom Himmel hoch

1747 – Op 7 mei arriveert Bach in Potsdam voor familiebezoek. Na onmiddellijk door koning Frederik de Grote te zijn ontboden, improviseert Bach een driestemmige fuga op een thema van de koning. Tijdens een latere gelegenheid zou Bach ook nog belast worden met een zesstemmige fuga. Hij improviseerde zo knap dat de koning zijn bewondering toonde. Naar aanleiding van het 'koninklijke thema' voltooide Bach binnen twee maanden Das Musikalisches Opfer, BWV.1079. Naast een drie- en zesstemmige Ricercare (wellicht nadere uitwerkingen van de drie- en zestemmige improvisaties) bevat opus Sonate voor fluit, viool en b.c. en een aantal ingenieuze canons. Twee van de canons kregen emblematische verwijzingen mee: Notus crescentibus crescat Fortuna Regis (canon in de vergroting: 'Moge's konings geluk groeien met het groeien der noten') & Ascedenteque Modulatione ascendat Gloria Regis (modulatiecanon: 'Moge met de stijgende modulatie ook 's konings ster rijzen').

- Zestemmige ricercare uit Das Musikalisches Opfer

1748-1749 – Volgens Christoph Wolff zou Die Kunst der Fuge in deze jaren al bij de drukker liggen. Toch begint Bach nog aan een extra fuga. In de fuga worden drie thema's geëxposeerd, waarvan het derde thema de notennamen B-A-C-H bevat. Het is denkbaar dat Bach met dit thema zijn signatuur onder de gehele Kunst der Fuge heeft willen plaatsen. Helaas is deze fuga onvoltooid gebleven: juist op het moment dat de drie thema's met elkaar gecombineerd worden breekt de muziek af. Opmerkelijk genoeg is het het zogenaamde Kunst der Fuge-Thema op dat moment nog niet eens aan de orde geweest. We weten hierdoor niet eens zeker of deze fuga wel iets met Die Kunst der Fuge te maken heeft.

- Contrapunctus IX uit Die Kunst der Fuge

(Geen nood: het is technisch mogelijk de drie thema's te combineren met het oorspronkelijke Kunst der Fuge-thema. In dat geval zou het hier dus gaan om een fuga met maar liefst vier thema's (quadrupelfuga). Een sterk argument voor deze veronderstelling vinden we in Bachs necrologie (Agricola & C. Ph. E. Bach, 1754), waar sprake van een 'schets voor een fuga die vier thema's zou moeten bevatten en die naderhand noot voor noot in alle vier de stemmen in de omkering zou moeten gaan'. Maar hoe zeker kunnen we er van zijn dat deze getuigenis uit tweede of derde hand werkelijk Bachs intenties weergeeft? Is het feit dat het Kunst der Fuge-thema met de overige drie thema's gecombineerd kan worden niet gewoon toeval? Er zijn nog meer problemen: waarom werkte Bach de onvoltooide fuga niet in partituurvorm uit? Waarom wordt in de eerste druk de onvoltooide fuga aangeduid als 'Fuga a 3 Soggetti', en niet als 'Contrapunctus 14'? (Het handschrift heeft geen aanduiding.) Waarom kreeg het Kunst der Fuge-thema geen eigen expositie? Gustav Leonhardt heeft erop gewezen dat Die Kunst der Fuge (zonder onvoltooide fuga, maar met herhalingen) evenveel maten bevat als Das Wohltemperierte Klavier II. Toeval? We weten het gewoon niet.)

1750-1751 – De blinde Bach dicteert op zijn sterfbed een herziene versie van zijn koraalbewerking 'Wenn wir in höchsten Nöten sein' (ook bekend als 'Vor deinen Thron tret ich hiermit'), dat door de erven Bach als schadeloosstelling aan de onvoltooide Kunst der Fuge wordt toegevoegd. Aan de onvoltooide tripel-, dan wel quadrupelfuga, voegt Bachs zoon Carl Philipp Emanuel de legendarisch woorden toe: 'NB Ueber dieser Fuge, wo der Nahme / B A C H im Contrasubject / angebracht worden, ist / der Verfasser gestorben.'.

- Koraalbewerking Vor deinen Thron tret ich hiermit

1802 – Uitgave van Die Kunst der Fuge door H.G. Nägeli, Zürich

1924 – Orkestversie van Die Kunst der Fuge door Wolfgang Graeser 1927 – Eerste uitvoering in Leipzig van Graeserversie door cantor Karl Straube. Naar verluidt was dit de eerste openbare uitvoering van Die Kunst der Fuge ooit.

1935 – Op 7 februari voert Hermann Scherchen in ons land de Graeser-versie uit.

- Die Kunst der Fuge, 'ouderwets' gedirigeerd door Hermann Scherchen

Verklarende woordenlijst:

Canon: een vorm van meerstemmige muziek, waarin alle stemmen volgens een bepaald procédé uit de eerst gegeven stem zijn afgeleid. Vader Jacob is een eenvoudig voorbeeld. Er zijn echter meer complexe vormen, zoals spiegel-, kreeften-, proportie-, raadsel- en cirkelcanons.

Contrapunctus: geleerde benaming waarmee Bach in Die Kunst der Fuge de fuga's aanduid.

Contrapunt: meerstemmige muziek, dat wil zeggen: muziek waarbij alle stemmen in gelijke mate zelfstandig zijn. Voorbeelden zijn de fuga en de canon.

Contrasubject: zie bij Fuga.

Fuga: een vorm van meerstemmige muziek waarin het thema volgens bepaalde conventies in alle stemmen passeert. Soms gaat het thema standaard vergezeld van een vaste, begeleidende tegenmelodie (contrasubject). Een fuga kan ook op twee, drie of vier thema's gebaseerd zijn: respectievelijk dubbel-, tripel-, en quadrupelfuga. Laatstgenoemde soort komt overigens bijna niet voor.

Interval: afstand tussen twee tonen. De belangrijkste (diatonische) intervallen zijn: priem, seconde, terts, kwart, kwint, sext, septiem, octaaf, none en decime.

Omkering: procédé waarbij ieder stijgend interval een dalend interval wordt, en anders om.

Ricercare: voorloper van de fuga. Bachs fuga's in Das Musikalisches Opfer worden ook 'ricercari' genoemd.

Thema: beknopt melodisch gegeven dat zich leent voor contrapuntische bewerkingen.

(HJ)