Retour au début de page

Met Bach door het jaar (23): Van tranen naar vreugde

Op de derde zondag na het feest van de Triniteit in 1714 trakteerde Bach zijn luisteraars op een uitgebreide en rijk geïnstrumenteerde cantate, Ich hatte viel Bekümmernis. Deze cantate, met een lengte van bijna veertig minuten, bestaat uit twee delen. Het is dus geen traktatie die men even makkelijk kon genieten, en dat geldt niet alleen voor de lengte maar ook voor de inhoud.

(Het openingskoor onder leiding van Gardiner)

In de eerste helft wordt er flink geklaagd over het tranendal waar wij in verkeren, en waar God zich afzijdig lijkt te houden. Aan het slot wordt deze ik-figuur vermanend toegesproken om niet zo droevig te zijn en hoopvol te blijven wachten op God.

(Het slot van deel 1 op deze mooie intieme opname)

De tweede helft wordt gedomineerd door een opmerkelijke dialoog tussen de ziel (vertolkt door de sopraan) en Jezus (de bas). Deze twee gaan een discussie aan, waar de ziel blijft klagen, en Jezus de ziel troostend toespreekt.

(De aria met de ziel en Jezus op deze cd o.l.v. Suzuki)

In de laatste twee delen van de cantate breekt eindelijk de vreugde door, als de klaagzang van de eerste helft vaarwel wordt gezegd. In het laatste deel komen er zelfs spetterende koperblazers aan bod, voor een feestelijk slot: wie had dat gedacht aan het begin van de cantate?

(Het slotkoor in deze opname van Harnoncourt)

(TC)