Terug naar boven

Een reis door de muziek: Barok

Johann Sebastian Bach wordt terecht beschouwd als de grootste componist van de Barok. Als in een reusachtige delta komt bij hem alles samen: de pracht en praal van Versailles, het virtuoze voetenwerk van de organist Buxtehude, de declamatorische subtiliteit van Couperin, de wilde harmonieën en wendingen van Frescobaldi, de extravagante virtuositeit van Vivaldi... Ironisch genoeg ontbreekt bij Bach nu juist datgene wat de Barok in gang heeft gezet: de opera.

Lamento d'Arianna van Monteverdi

In 1581 had Vincenzo Galilei, de vader van de astronoom, zijn Dialogo della Musica Antica et della Moderna gepubliceerd: een dialoog tussen de oude en de moderne muziek. De ‘oude muziek' had te maken met het doorwrochte vocale contrapunt van de Renaissance. De ‘moderne muziek' zou dan een nieuw soort expressie moeten worden: een ongebonden kunst van vocale ‘show-off' en theater. En deze nieuwe stijl zou dan de Griekse tragedie van Sophocles en Aeschylus doen herleven. Maar wat er herleefde was iets wat de Grieken nooit hadden gekend: de opera van Monteverdi, Purcell, Rameau en Handel.

Dido and Aeneas van Henry Purcell

Vanwege deze botsing tussen ‘antica et moderna', tussen oud en nieuw, werd de Barok een indrukwekkend rivierenlandschap van stroom en tegenstroom: abstracte geleerdheid versus directe expressie, opera versus kerkmuziek, hof versus burgerij, instrumentaal versus vocaal.

Bij Bach, die onverzadigbare omnivoor, kregen al deze complexe stromingen en kruisbestuivingen een plaats: de echo's van Sweelinck, het intellect van Scheidt, het taalgevoel van Schütz, de poëzie van Pachelbel, de improvisaties van Reincken, de dansritmes van Froberger, de architectuur van Corelli... En de opera dan? Deze omissie moeten we Bach maar niet te zwaar aanrekenen, want sommigen beschouwen zijn grandioze Matthäus-Passion als de mooiste opera ooit.

Erbarme dich uit de Matthäuspassion van Bach

(HJ)