Hugo Wolf behoort samen met Gustav Mahler tot de grootmeesters van het laat- romantische lied. Beiden sloten aan bij de liedtraditie van Schubert en Schumann, maar intensiveerden het genre dankzij de verworvenheden van Wagner op het gebied van tekstdeclamatie en harmonische ontwikkeling. Bijzonder aan Wolfs liedcycli is dat ze vaak gewijd zijn aan één dichter, zoals de Mörike-Lieder (1889),
… Eichendorff-Lieder (1889) en Goethe-Lieder (1890). Van elke tekst maakte hij een grondige studie en baseerde daarop zijn compositorische beslissingen. Harmonische nuances, vorm, vocale declamatie en pianistische textuur zijn onlosmakelijk met de tekst verbonden. Hierin was Wolf een ware meester. Mede door het psychologisch raffinement laten zijn liederen zich beluisteren als miniatuuropera’s. Hoewel hij verschillende pogingen heeft ondernomen wilde het met ‘echte’ opera’s echter niet zo vlotten. Alleen Der Corregidor (1896) werd voltooid. Direct daarna ging het snel bergafwaarts. In 1897 kreeg Wolf een zenuwinzinking als gevolg van een in zijn tienerjaren opgelopen syfilisinfectie. Na een mislukte zelfmoordpoging werd hij opgenomen in een Weense kliniek. De sombere Michelangelo-Lieder (1898) zou zijn laatst voltooide compositie zijn. Wolf overleed in 1903, drie weken voor zijn 43ste verjaardag. (JWvR)more