Busoni was een man met vele gezichten. Geboren in Toscane uit een Duitse moeder en Italiaanse vader, vestigde hij zich na diverse omzwervingen via Leipzig, Helsinki en Moskou uiteindelijk in Berlijn. Daar profileerde hij zich als componist, maar werd vooral beroemd als fenomenaal pianist. Ook zijn muziek bevat verschillende discrepanties. Enerzijds blikte Busoni terug op de voorbije romantiek met als culminatiepunt het reusachtige pianoconcert met mannenkoor, opus 39 (1904). Anderzijds had hij een wijdopen oog naar de toekomst en vond dat de muziek bevrijd moest worden van de knellende ketens van achterhaalde ideeën. Busoni schetste zijn beeld van een nieuwe muziek in het toentertijd veelgelezen werkje: ‘Entwurf einer neuen Ästhetik der Tonkunst’ (1907). Aan dit concept droeg hij zelf bij met de zes Sonatines voor piano (1910-1920). In zijn onvoltooide opera Dokter Faust (1924) vloeien alle contradicties samen, waarbij het hoofdpersonage een curieuze mengelmoes is van schijnbaar onverenigbare elementen, net als Busoni zelf. (JWvR)
Sla een willekeurige biografie over Franz Liszt (1811-1886) open en je leest vooral over zijn rusteloze bestaan als pianovirtuoos, zijn gepassioneerde liefdesleven en de terugkeer naar zijn katholieke wortels aan het eind van zijn leven. Dat mag allemaal waar zijn, toch schept het maar een beperkt beeld van zijn veelomvattende muzikale persoonlijkheid. Naast pianist, dirigent, docent en organisator was Liszt bovenal componist van een even omvangrijk als grillig oeuvre. Hoewel pianowerken zijn ‘core business’ waren, stond hij aan de wieg van het symfonisch gedicht, rekende hij af met het stoffige imago van het orgel en gaf hij het oratorium een nieuwe impuls. Daarnaast was Liszt met zijn pianotranscripties van onder andere Bachs orgelwerken en Berlioz' Symphonie Fantastique een warm pleitbezorger van zowel oude als nieuwe muziek. Samen met schoonzoon Richard Wagner stond hij in de voorhoede van de romantische beweging en anticipeerde met nieuwe compositietechnieken op de muzikale revoluties van de vroege twintigste eeuw. (JWvR)
De muziek van Olivier Messiaen is een combinatie van vroom katholicisme, extravagante verbeelding en liefde voor de natuur. Aanvankelijk maakte hij naam met grootschalige cycli (L'Ascension, La Nativité du Seigneur, Les Corps Glorieux, Quatuor pour la fin du temps, Vingt Regards sur l'Enfant-Jésus, Turangalîla-Symfonie) en breedsprakige titels ('Transport de joie d'une âme devant la gloire du Christ qui est la sienne', om een bescheiden voorbeeld te noemen). Bij verschillende gelegenheden lichtte Messiaen zijn bedoelingen toe, waarbij theologie, symboliek, kleur, modi en ritmiek de revue passeerden. Ironisch genoeg wist deze kleurrijke figuur eveneens zijn stempel te drukken op de niet zo kleurrijke avant-garde van de jaren 1950. Met zijn 'Mode de valeurs et d'intensités' (deel 4 van de Quatre études de rythme) wees Messiaen het pad aan dat zijn leerlingen Stockhausen en Boulez verder zou volgen. Veel kenmerkender voor Messiaens eigen ontwikkeling is de integratie van de vogelzang, die hij, gewapend met schetsboek en bandrecorder, opnam in de vrije natuur. Het hoogtepunt van Messiaens oeuvre is, hoe zou het ook anders, de opera Saint François d'Assise. In dit kolossale werk van meer dan vier uur is de langste scène ingeruimd voor een gigantisch vogelkoor, met soorten van Umbrië (het thuisland van de heilige) tot Nieuw Caledonië. (HJ)