Terug naar boven

Basiscollectie klassiek: De Hohe Messe van Bach

Bachs Mis in b (Hohe Messe) schoot zijn eigen doel voorbij. Ga maar na: met deze mis componeerde hij een schitterende samenvatting van zijn eigen kunnen, om maar niet te spreken van de kerkmuziektradities waartoe hij behoorde. Hij deed dit zo ambitieus dat het eindresultaat de grenzen van de Lutherse en katholieke liturgie ver overschreed. Bachs mis was daarmee exemplarisch voor een trend die zich ook na hem zou aftekenen. Denk aan de missen (requiems) van Mozart, Beethoven, Berlioz, Brahms, Liszt, Verdi en Ligeti. Al deze componisten schreven religieuze muziek die met hun impact eerder thuis lijkt te horen in de concertzaal dan in de kerk.

Het is overigens maar de vraag of Bach het met het voorgaande eens zou zijn geweest. Een blik in de partituur laat zien dat zijn omvangrijke mis in vier blokken is opgedeeld, alsof het vier cantates zijn:

I. Missa (Kyrie, Gloria)
II. Symbolum Nicenum (Credo)
III. Sanctus
IV. Osanna, Benedictus, Agnus Dei et Dona nobis pacem

Anders gezegd: onderdelen en subonderdelen van de mis waren prima uitvoerbaar in Bachs kerken te Leipzig en aan het hof van Dresden (waarmee het ontstaan van de Mis in b verweven is). Wat dat betreft sloot de mis aan op de praktijk, althans in onderdelen.

Toch kon Bach maar ten dele vermoeden hoe de kerkmuziek zich na hem zou ontwikkelen. Misschien besefte hij dat hij een hekkensluiter was. Misschien was dit ook zijn motivatie om het indrukwekkende compendium samen te stellen. Hij zal echter niet vermoed hebben dat (vanwege de ontkerkelijking) de religieuze muziek na hem alternatieve podia zou vinden. Zoals de 19e eeuwse salon, de moderne concertzaal, oude-muziekfestivals, tot conferentieoorden omgebouwde kloosters... Wie deze ontkerkelijking schetst in muzikale voorbeelden zal zien dat Bachs grandioze, maar onpraktische mis wellicht de eerste steen in de vijver was.

De Mis in b in jaartallen:

22 april 1714 (Jubilate) - Cantate Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen, BWV.12
De jonge Bach werd in 1708 benoemd als hoforganist in Weimar. Zijn takenpakket werd uitgebreid in 1714 toen hij gepromoveerd werd tot kapelmeester. De cantate Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen behoorde tot de eerste vruchten van zijn nieuwe taak, gecomponeerd voor de derde zondag na Pasen (22 april 1714, herzien in Leipzig voor de uitvoering van 30 april 1724). Het gelijknamige eerste koor zou pas veel later worden omgevormd tot het Crucifixus van de Hohe Messe (zie beneden).

- Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen

1733 - Ontstaan van het Kyrie en Gloria van BWV.232. Gratias agimus uit BWV.29, 1731; Qui tollis uit BWV.46, 1723
1733 was het jaar waarin Koning August I – keurvorst van Saksen – overleed. De rouwperiode bood Bach de mogelijkheid een omvangrijk project uit te voeren. De nieuwe koning, August II had net als zijn vader een grote belangstelling voor kunst, vandaar dat het hof in Dresden een veelzijdig muziekleven kende met kamer-, theater- en kerkmuziek. Het hof was weliswaar katholiek, maar de landadel was al generaties lang luthers. Bachs omvangrijke project behelsde een grote, plechtige, vijfstemmige mis met orkest, trompetten en pauken. Het ging hier om een korte mis, zoals die in Dresden gangbaar was, en zoals die in Leipzig op feest- en hoogtijdagen wel werd uitgevoerd.

Het Kyrie laat verschillende stijlen horen. Het eerste Kyrie is complex chromatisch. Wellicht was dit de begrafenismuziek voor August I. Het Christe is als een galant operaduet. Het tweede Kyrie laat archaïsch contrapunt horen (stile antico).

- Kyrie

Het Gloria was al dan niet de inhuldigingsmuziek voor August II. Sommige deeltjes van het Gloria lijken toegeschreven te zijn op de mogelijkheden van de hofmusici. Zoals de aria "Laudamus te", met zijn vele versierde loopjes (een specialiteit van de beroemde mezzo Faustina Bordini, echtgenote van Hasse). Bach droeg het werk aan August II op omdat hij een officiële hoftitel wilde verwerven ter bescherming tegen vijandigheden van de autoriteiten in Leipzig. Bachs lobby zal mede gesteund zijn door de benoeming van zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann als organist van de Sophienkirche op 22 juni.

- Gloria

Onbekend is hoe Bach deze petitie aan het hof heeft aangeboden. Bach zal echter steun hebben gehad van invloedrijke collega’s in de Dresdener hofkapel (Hasse, Zelenka, Weiss, W.F. Bach). De petitie vond haar weg naar hogere regionen, maar is toen wel een tijd blijven hangen. Waarom is niet duidelijk, maar wellicht moest een en ander wachten totdat in december de nieuwe kapelmeester Johann Adolf Hasse arriveerde. Wellicht heeft Bach ook steun ondervonden van een bevriende opdrachtgever, de diplomaat Hermann Carl von Keyserlingk, sinds 1733 ambassadeur van Rusland aan het hof. Hoe dan ook, uit de notulen van het Dresdner kabinet van 27 september blijkt dat Bach voor een tweede maal verzocht “om de titel van Compositeur van de Koninklijke Hofkapel.” Vanaf dat ging alles sneller en ruim drie jaar na het eerste verzoek werd er op 11 november 1736 een akte opgesteld waarin werd vastgelegd dat aan Bach de titel Compositeur van het Keurvorstelijk Saksisch en Koninklijk Pools hof werd verleend. Het document werd ondertekend door de koning zelve en aan Bach persoonlijk overhandigd in Leipzig.

Cum sancto spiritu (Gloria)

1736 - Bach benoemd tot Compositeur van het hof in Dresden. De promotie was helaas niet zo fortuinlijk dat Bach Leipzig vaarwel kon zeggen.

1745 - Speciale kerkdienst ter gelegenheid van de Vrede van Dresden.
De Silesische oorlog was de enige die Bach bewust heeft ondergaan. Drie delen van het Gloria uit de Dresdense ‘Missa’ werden voor deze gelegenheid omgevormd tot een cantate. Waarschijnlijk klonk ook het Sanctus in D (oorspronkelijk voor Eerste Kerstdag 1724).

c.1747—9 - Compilatie van de Mis in b BWV.232. [Credo (Symbolum Nicenum) wordt dan pas toegevoegd aan het handschrift, maar bevat wel oudere gedeelten: Patrem omnipotentem uit BWV.171, ?1729; Crucifixus uit BWV.12, 1714; Et exspecto uit BWV.120, 1728-9. Osanna, Benedictus, Agnus Dei et Dona nobix pacem worden dan pas toegevoegd aan het handschrift; Osanna uit BWV.A11, 1732; Agnus Dei uit BWV.11, 1735]
Van invloed zullen de missen van diverse andere componist zijn geweest die Bach aan het eind van de jaren 1730 en in het begin van de jaren 1740 bestudeerde en uitvoerde. Bach heeft bijvoorbeeld de zesstemmige Missa sine nomine van Palestrina uitgevoerd, met toegevoegde zinken, trombones en continuo, en de Missa sapientiae van Antonio Lotti. In direct verband met de Hohe Messe staan de Credo-intonatie BWV.1081, die Bach toevoegde aan een Mis in F van Giovanni Battista Bassani, en een contrapuntische uitbreiding van het Suscepit Israel BWV.1082 in een Magnificat van Antonio Caldara.

- Et incarnatus est (Credo)

In de eerste versie bevatte het Credo van de hohe Messe slechts acht onderdelen, aangezien het duet “Et in unum Dominum” ook nog het tekstgedeelte “Et incarnatus est” omsloot. Maar bij nader inzien werd de tekst herverdeeld, waardoor het “Et incarnatus est” een afzonderlijk deel werd. De centrale groep bevat zowel de oudste als de meest recente muziek van de gehele mis. Het “Crucifixus” was gebaseerd op het koor “Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen” uit de cantate BWV.12 uit 1714, en het “Et incarnatus est” dateerde uit 1749. Bach creëerde eenheid tussen deze twee stilistisch zo verschillende delen door de zeventonige chromatisch baslijn van het “Crucifixus” voor te bereiden in het zestonige vioolmotief van het “Et incarnatus”.

- Crucifixus (Credo)

Het Sanctus gaat terug op een werk van Kerstmis 1724, het Benedictus op een onbekend origineel, en het “Osanna” op een wereldlijke cantate uit de jaren 1730.

- Sanctus

Ook het Agnus Dei is een combinatie van oud en nieuw. Het “Dona nobis pacem” herhaald de muziek van “Gratias agimus tibi”. Oorspronkelijk was deze afsluitende muziek afkomstig uit de Cantate BWV.29/1 uit 1731.

- Dona nobis pacem (Agnus Dei)

De afzonderlijke schutbladen en de partituren van de verschillende delen vertonen duidelijk sporen van de lange ontstaansgeschiedenis. Kennelijk zag Bach het werk als het beste van zijn oeuvre als kerkmusicus. Er is verder ook geen gelegenheid bekend waarvoor Bach de mis geschreven zou kunnen hebben. Er is ook geen uitvoering bekend van voor 1750.

Voornaamste bronnen:
Christoph Wolff - Johann Sebastian Bach
John Eliot Gardiner - Bach, Muziek als een wenk van de hemel
Toelichting bij sacd uitgave van de Nederlandse Bachvereniging, Channel Classics

(HJ)