Terug naar boven

Klassiek: Was Handel homo?

Georg Friedrich Handel behoort tot de bekendste vrijgezellen van de klassieke muziek, naast Beethoven, Schubert, Brahms en Ravel. Was Handel homo? Het eerlijke antwoord is: we weten het niet, maar het zou kunnen. Vraag het aan een stel musicologen, en je hebt binnen de kortste keren geruzie over zaken als: Wat weten we precies over Handel? Wat bedoel je eigenlijk met de term homo? Bestond homoseksualiteit eigenlijk wel voor 1890? Hoe kun je het verleden begrijpen zonder alleen jezelf tegen te komen?

-David et Jonathas van Marc-Antoine Charpentier

De Amerikaanse musicoloog Ellen T. Harris is een vooraanstaand Handel-specialist. Zo’n kwart eeuw geleden ging haar interesse uit naar Handels werkomgevingen in Rome en Londen. In een recent interview met de Handel and Haydn Society (2023) vertelt ze erover. Het viel haar op dat Handel zijn cantates alleen componeerde voor aristocratische kringen. Die discretie had volgens Harris te maken met homoseksualiteit. Harris beweerde zelfs dat kardinaal Pamphili (een van Handels mecenassen) verliefd was op de componist. De ‘smoking gun’ (no pun intended) was de cantate Hendel, No Può Mia Musa, gebaseerd op een tekst van de kardinaal. De tekst zou zinderen van de erotische toespelingen. Zo schreef de kardinaal dat zijn plectrum paraat stond nadat Handel zijn muze had gewekt. Ook de vergelijking van Handel met de mythologische Orpheus zou dubbelzinnig zijn, aldus Harris. Orpheus had immers de liefde voor vrouwen afgezworen na de dood van Eurydice.

-Hendel, non può mia muso, HWV.117 van Handel

Na de publicatie van Harris’ onderzoek namen velen automatisch aan dat Handel homo was, hoewel Harris dat strict genomen niet had beweerd. Ze had alleen maar gewezen op het milieu waarbinnen Handel zich bewoog. Anderen hadden er moeite mee (o.a. Philip Brett) dat Harris met een hedendaagse blik naar de kwestie keek, alsof wij ons idee van homoseksualiteit zomaar van toepassing kunnen verklaren op het verleden. Harris spreekt dit tegen. Zij wist tijdens haar onderzoek ook wel dat men vroeger anders aankeek tegen liefde en seks dan nu.

-Ave Maria, o auctrix vite van Hildegard von Bingen

Hiermee zijn we op een lastig punt aangekomen. Namelijk dat de term homoseksualteit pas in de twintigste eeuw gangbaar is geworden. Voor die tijd identificeerde niemand zich als homo (trouwens ook niet als hetero). Men had wel andere ‘rollen’ om zich mee te identificeren. Denk aan de dialogen van Plato, de poëzie van Sappho, het Bijbelse verhaal van David en Jonathan. In de kloosters had je vriendschappen, zoals tussen Hildegard von Bingen en haar Richardis. Er waren schandalen, zoals rond Nicolaas Gombert en Johann Rosenmüller. Je had sodomieten en libertijnen. Er waren ‘banen’, zoals bij het ingestorte middenschip van de Domkerk in Utrecht. Handel heeft ongetwijfeld geweten van de ‘molly houses’ (lolhuizen) in Londen.

Kortom, er was eerder een waaier aan uitingen dan een uniforme identiteit. Die uniforme identiteit is pas iets van de laatste 150 jaar. Het ging van de biechtstoel naar de Freudiaanse psychoanalyse, van seks als gedrag naar seksualiteit als medische, juridische en sociologische verhandelingen (aldus Foucault). Eenvoudig gezegd: Seks heeft geen geschiedenis, want het is een biologisch gegeven. Seksualiteit heeft wel een geschiedenis, want het is een cultureel gegeven (aldus David Halperin, een Amerikaanse grondlegger van de Queer Theory). Die tweespalt maakt het lastig om hedendaagse labels als homo en queer toe te passen op historische figuren.

-Sonate voor strijkers nr.10 van Johann Rosenmüller

In Scheveningen bevindt zich de kleine, ommuurde begraafplaats Ter Navolging. Je moet weten dat het er is, anders loop je eraan voorbij. In 1804 werden hier Betje Wolff en Aagje Deken begraven, ze waren kort na elkaar overleden. De gedenksteen is rechts bij de ingang. Hadden die twee iets met elkaar? We weten het niet, het zou zomaar kunnen…

(HJ)