Terug naar boven

Klassiek: Fluitspeler van de Dageraad

Muziek en natuur, het lijkt zo vanzelfsprekend. Musici hebben zich altijd wel laten inspireren door zingende vogels en kabbelende beekjes. Rond 1900 begon er echter iets wezenlijks te veranderen in de relatie tussen de muziek en de natuur, als de dageraad van een nieuwe tijd. Waarschijnlijk was Debussy de eerste Westerse componist die niet alleen luisterde, maar ook leerde van de natuur.

Het is lastig om te verwoorden wat Debussy precies geleerd heeft van de natuur. Zijn opmerkingen hierover klonken vaak tegenstrijdig. Het ging hem erom dat muziek bij uitstek geschikt is om de essentie van de natuur te vangen. Die essentie laat zich moeilijk benoemen, het is meer een kwestie van aanvoelen.

Opmerkelijk genoeg dook in die tijd ook de natuurgod Pan op in allerlei kunstuitingen en kinderboeken, denk alleen maar aan Peter Pan. De cursieve gedeelten in dit artikel gaan over deze 'fluitspeler van de dageraad' (Piper at the Gates of Dawn), zoals kinderboekenschrijver Kenneth Grahame hem noemde.

-Prélude à l'après-midi d'un faune van Debussy

Over Pan: Volgens de mythe werd de nimf Syrinx achtervolgd door de hitsige natuurgod Pan. Wanhopig riep ze de goden aan, waarop ze veranderd werd in een rietkraag. De gefrustreerde Pan kon weinig anders doen dan het riet afsnijden om er een panfluit van te maken. Hoe zou die fluit geklonken hebben? Debussy liet het horen in zijn prachtige fluitstuk Syrinx (1913).

-Syrinx van Debussy

- 1. Franse ergernis over de Duitse muziek
Rond 1900 voltrok zich een grote mentaliteitsverandering in de muziek. Duitsland en Oostenrijk domineerden voorheen de klassieke muziek. En dat terwijl Duitsland en Frankrijk elkaars vijanden waren. De excentrieke Erik Satie trok zich niets aan van de Duits-Oostenrijkse hegemonie. Hij spotte met de klassieke vormen door stukken in de vorm van een peer te componeren. Ook Debussy reageerde allergisch op de overheersende invloeden van Beethoven en Wagner. Het was tijd voor de Franse muziek om het roer over te nemen. Debussy ging hiervoor in de leer bij de natuur en bij de cultuur van het Oosten.

-Symfonie nr.6 'Pastorale' van Beethoven

Over Pan, vervolg: Het verhaal wordt verteld door de Griekse historicus Plutarchus. Een simpele matroos, Thamus genaamd, weet niet wat hem overkomt wanneer een stem vanaf het water hem roept. Pas na drie keer reageert Thamus op de stem. Dan zegt de stem: ‘Verkondig in Palodes de boodschap dat de grote god Pan dood is.’ Aangekomen bij de kust schreeuwt Thamus vanaf het dek: ‘De grote god Pan is dood.’ Vanaf het land steeg vervolgens ellendig gejammer op. Thamus werd zelfs naar Rome ontboden, nadat keizer Tiberius het gerucht had gehoord.

- 2. Debussy en de Javaanse gamelan
Weinig componisten leerden zo van de natuur, als Debussy. Daar ging wel iets aan vooraf, namelijk dat Debussy eerst in de leer ging bij de Javaanse muziek en cultuur. In 1889 hoorde hij Javaanse hofmuziek tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs. Zijn vriend Robert Godet schreef hierover:

‘Debussy bracht vele vruchtbare uren door in de Javaanse kampong van de Nederlandse sectie, luisterend naar het complexe slagwerk van de gamelan met zijn onuitputtelijke combinaties van etherische, flitsende timbres, terwijl verbazingwekkende dansers de muziek visueel aanschouwelijk maakten.’

In 1913 schreef Debussy over de gamelan:

‘Er waren ooit (...) een aantal fantastische mensen die net zo gemakkelijk muziek leerden als je leert ademen. Hun school was het eeuwige ritme van de zee, de wind in de bladeren en duizend andere kleine geluidjes, waar ze met grote zorg naar luisterden (...) Hun tradities worden bewaard in oude liederen en dans, waaraan ieder individu eeuw na eeuw zijn eigen bijdrage toevoegt. Zo gehoorzaamt de Javaanse muziek aan wetten van het contrapunt waarbij Palestrina kinderspel lijkt. En als je ernaar luistert zonder bevooroordeeld te zijn door je Europese oren, zul je een percussieve charme ontdekken die je dwingt toe te geven dat onze eigen muziek niet veel meer is dan een barbaars soort lawaai voor een reizend circus.’

-Javaanse gamelan

De gamelan, zoals Debussy die hoorde, was een vorm van Javaanse hofmuziek. Slagwerkinstrumenten creëren een dromerig weefsel van melodische lagen die ook onze Westerse oren kunnen betoveren, ook al begrijpen we niets van de achterliggende cultuur. Debussy begreep het net zo min. Hij begreep echter wel dat muziek radicaal anders kon zijn dan men in het Westen gewend was. Muzikaal verwerkte hij zijn indrukken in het pianostuk Pagodes (eerste deel van Estampes, 1903). De titel ‘pagoden’ is merkwaardig, want Indonesië is geen land van pagoden, de Borobudur ten spijt. Debussy was dan ook geen etnomusicoloog. Hij had echter de gevoeligheid om de Javaanse klanken op zijn manier te vertalen naar de Westerse piano.

-Pagodes (Estampes, deel 1) van Debussy

Over Pan, vervolg: In 1912 ging het ballet Daphnis et Chloé van Ravel in première. Het sensuele verhaal speelt zich af in mythische tijden. Ergens in het verhaal duikt de god Pan op, om Chloé te redden van piraten. Als dank voeren Daphnis et Chloé een mimespel op ter ere van de god. Het spel betreft de amoureuze verwikkelingen tussen Pan en Syrinx. In een moeite door wordt zo ook de liefde bezegeld tussen Daphnis en Chloé.

-Zonsopgang uit Daphnis et Chloé van Ravel

- 3. Debussy over natuur versus muziek
Volgens Debussy was muziek bij uitstek geschikt om het wezen van de natuur te vertolken waarvan de natuur zelf ook spreekt. De muziek moet dit echter wel doen vanuit haar eigen kundigheid en niet vanuit schilderachtige of quasi-literaire imitaties. Vandaar dat Debussy de pittoreske natuurschilderingen van Beethoven (Pastorale Symfonie) en Berlioz bekritiseerde. Aan zijn vriend Roger Godet schreef hij in 1911:

‘Wat zou ik graag met je meegaan om naar de wind op de bergen te luisteren! . . . Je kunt er zeker van zijn dat de wind een ongrijpbare muziek zal zingen, samengesteld uit alle harmonieën die hij oppikt als hij over de toppen van de bomen beweegt (deze gedachte is des te mooier omdat hij met grote stelligheid niets betekent!).’

Over Pan, vervolg: De Wind in de Wilgen (The Wind in the Willows, 1908) is een kinderboek van Kenneth Grahame. Het zevende hoofdstuk vertelt van Rat en Mol, op zoek naar een kleine otter die voor de zoveelste keer er vandoor is. De zoektocht op de rivier duurt de hele nacht. Rat hoort ineens prachtig fluitspel, Mol heeft het ook gehoord. Tegen het ochtendgloren bereiken ze een eiland vanwaar de muziek afkomstig moet zijn. Het fluitspel was weg, maar Mol voelde nog steeds haar sirenenzang. Vervolgens keek hij eerbiedig omhoog, rechtstreeks in de ogen van de mysterieuze vriend en helper met zijn gekrulde horens, de panfluit rustend in zijn hand. Tussen de hoeven van de god lag slapend de vermiste otter.

-Tederheid van de kraanvogels, Kohachiro Miyata bespeelt de hakuhachi

- 4. Debussy’s La Mer
Een hoogtepunt is Debussy’s driedelige orkestsuite La Mer (De zee). Op de omslag van de door Durand uitgegeven partituur was De grote golf bij Kanagawa te zien, een Japanse prent uit 1831 van Katsushika Hokusai. De drie delen van La Mer hebben (zoals zo vaak bij Debussy) beschrijvende titels:

I Van zonsopgang tot de middag op zee
II Het spel van de golven
III Dialoog tussen de wind en de zee

-Van zonsopgang tot de middag op zee uit La Mer van Debussy

- Het spel van de golven uit La Mer van Debussy

Die beschrijvende titels moeten we niet al te strikt nemen. Het ging Debussy niet om letterlijke imitaties van golven en windvlagen. Het spel van de golven transformeerde hij tot een muziek die wel beweegt, maar feitelijk nergens naartoe gaat. Zoals ook de zee golft en deint, zonder van plaats te veranderen. Een dergelijke ‘ondoelmatige’ muziek stond haaks op wat men destijds gewend was in de klassieke muziek. Die taal had Debussy niet geleerd van de professoren aan de conservatoria, maar van de natuur zelf.

Over Pan, slot: Rat en Mol waren alles vergeten, nadat eerst het visioen van de god Pan verdwenen was. Stel je voor dat ze zich het visioen blijvend zouden herinneren. Dan zouden ze nooit meer plezier kunnen hebben in hun verder zo onbekommerde leventjes. Alleen al daarom was dit het beste wat de fluitspeler en beschermer kon schenken: vergeten. Aldus De Wind in de Wilgen, het klassieke kinderboek van Kenneth Grahame.

(HJ)