Terug naar boven

Klassiek: Thomas Adès - een portret in tien stukken

Van enfant terrible en postminimalist tot muzikale erfgenaam van Benjamin Britten. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden op de muziek van de toen net doorbrekende componist Thomas Adès (1971) vele labels geplakt. Een kwart eeuw later is duidelijk dat zijn huidige muziek die labels ver overstijgt.

Voor alles is Thomas Adès een muzikale persoonlijkheid op zichzelf. Sterker nog, Adès heeft zich ontpopt tot een van de belangrijkste componisten van de eenentwintigste eeuw. Wat zijn muziek uniek maakt, is de eclectische stijl van componeren. Niet alleen put hij uit de klassieke muziektraditie en het modernisme, even makkelijk laat de componist zich inspireren door jazz, pop, rock en dance.

Sex, Drugs & Rock ‘n Roll
Als jonge twintiger behoorde Thomas Adès al tot de muzikale beloftes van zijn generatie. Zo won hij in 1989 de tweede prijs piano tijdens de BBC Young Musician of the Year competitie. Snel werd duidelijk dat naast uitvoeren, componeren zijn corebusiness was. Een aantal van zijn vroege composities deden de wenkbrauwen van menig luisteraar fronsen. In 1995 zorgden Adès en zijn librettist Philip Hensher voor een klein schandaal met de kameropera Powder Her Face. Het verhaal is gebaseerd op het leven van Margaret Campbell, de in opspraak geraakte hertogin van Argyll, alias de 'Dirty Duchess'. Haar echtscheiding in 1963 werd in de Britse tabloids breed uitgemeten, waarbij Campbells seksuele escapades op straat kwamen te liggen. In de opera komen die onder meer aan bod met wat inmiddels de ‘fellatio-aria’ is gaan heten. Begin 2024 gaat de Nederlandse Reisopera op tournee met Powder Her Face en beleeft het zijn Nederlandse première.

Thomas Adès - Powder Her Face: Come Here

Ook Adès’ orkestwerk Asyla (1999) leverde veel aandacht op. Dit vierdelige werk voor groot orkest zou je kunnen zien als een verkapte symfonie. Maar Adès zou Adès niet zijn zonder het concept van een klassieke symfonie naar zijn eigen hand te zetten. In een klassieke symfonie is het derde deel meestal een gestileerde dans, zoals een menuet. Het derde deel Ecstasio, baseerde Adès ook op dansmuziek, maar dan de electronic dance music (EDM) uit de nachtclubs, raves en festivals. Adès wilde dat dit deel naar eigen zeggen ‘de sfeer zou oproepen van een grote nachtclub met dansende en drugsgebruikende mensen’. De zes minuten durende evocatie van een dance-event mondt uit in een enorme climax, waarin Adès het slot van de tweede acte van Wagners Parsifal citeert. Over extase gesproken.

Thomas Adès - Asyla: Ecstasio

Het stuk waarin Adès de popmuziek het dichtst op de huid zit, is Cardiac Arrest (1995). Het uitgangspunt vormt het gelijknamige nummer uit 1981/1982 van de Britse skaband Madness, waarvan Adès in zijn jonge jaren fan was. De vorm en de energie van het nummer vertaalde de componist naar een donker gekleurd ensemble van klarinet, basklarinet, altviool, cello, contrabas en twee piano’s. Hoewel er nauwelijks aanpassingen zijn gedaan aan het origineel, klinkt deze versie helemaal als Adès. Dit is ook het geval in die stukken waarin hij de klassieke-muziektraditie als uitgangspunt neemt. Daarmee lijkt Adès op Igor Stravinski. Welke muzieksoort of -stijl Stravinski ook ter hand nam, alles werd geboetseerd naar de mal van zijn stijl.

Madness - Cardiac Arrest
Thomas Adès - Cardiac Arrest

Fascinatie voor de traditie
Thomas Adès heeft een levenslange fascinatie voor de klassieke-muziektraditie. Iets dat hij deelt met onder meer de Hongaarse componist György Kurtág, van wie Adès als achttienjarige les kreeg. Voortdurend grijpt hij in zijn stukken terug op andere muziek. Adès’ Sonata da Caccia voor barokhobo, hoorn en klavecimbel (1993) bijvoorbeeld is geïnspireerd op kamermuziek uit de barok. Met het strijkkwartet Acardiana (1994) worden de lijnen wijder getrokken, met verwijzingen naar de muziek van onder meer Mozart, Schubert en de tango. Ook in de daaropvolgende composities blijven kopstukken uit de klassieke muziek over Adès schouder meekijken, of beter, kijkt Adès over hún schouders mee. Exemplarisch is de anti-hommage Brahms (2001) voor bariton en orkest op tekst van pianist Alfred Brendel. Daarin zet Adès voor Brahms typische muzikale gestes volledig naar zijn eigen hand.

Thomas Adès - Brahms, op. 21

Hetzelfde gebeurt in stukken als Three Studies from Couperin (2006), Three Mazurkas (Chopin, 2009) en Air (Sibelius, 2022). Zelfs György Ligeti moet eraan geloven. Voor diens hondsmoeilijke Vioolconcert (1993) componeerde Adès in 2011 een nieuwe vioolcadens.
Naast het te rade gaan bij andermans werk, tekent zich in Adès’ stukken tevens een persoonlijke handtekening af. Deze vingerafdruk bestaat uit een voorliefde voor bepaalde intervallen, voor de kenners: een kwint gevolgd door een grote secunde. Ook die handtekening lijkt een precedent te hebben in onder meer Ligeti’s Vioolconcert. Vergelijk het begin daarvan maar eens met het begin van Adès’ Vioolconcert of het orkestwerk Tevot (2007). Maar zelfs zijn eigen signatuur is bij Adès niet heilig. Hij onderwerpt het aan dezelfde permutaties als bij de muziek van andere componisten.

György Ligeti - Vioolconcert: Praeludium: Vivacissimo Luminoso
Thomas Adès - Vioolconcert ‘Concentric Paths’: Rings
Thomas Adès - Tevot

Serieuze onderwerpen Dit ingenieuze spel met muziektradities uit verleden en heden zijn ook terug te vinden in stukken met een bredere blik. Voor de concertserie Messages for the Millennium van de New York Philharmonic schreef Adès het stuk America: A Prophecy (1999), een soort cantate voor mezzosopraan en orkest. Maar anders dan een hoopvolle compositie werd het een apocalyptisch stuk. Het eerste deel baseerde Adès op oude Mayaanse teksten van de orakelpriester Balam. Het tweede deel bestaat uit het gedicht La Guerra van de zestiende-eeuwse Catalaanse componist Mateu Fletxa.

- Thomas Adès - America: A Prophecy : Part 2

Serieuze ondertonen klinken ook door in Adès’ andere grote vocale en dramatische composities. Zijn eerste opera Powder Her Face laat zich naast alle seksuele en muzikale hilariteit bekijken als het tragische levensverhaal van een adellijke dame die aan steeds lager wal raakt. Historische referenties zijn er genoeg, zoals Bizets Carmen of Lulu van Berg.

Of neem Totentanz (2013), een soort liedcyclus voor mezzosopraan, bariton en orkest, gebaseerd op een anoniem gedicht onder een vijftiende-eeuws fresco in de Mariakerk van de Duitse stad Lübeck. De boodschap is helder: voor de dood is iedereen gelijk. In zijn programmatoelichting schrijft Adès: ‘Op het fresco staan mensen uit alle rangen en standen van de samenleving afgebeeld, in strikt dalende volgorde van status, van de paus tot een baby. Tussen elke menselijke figuur staat een afbeelding van de Dood, dansend en de mensen uitnodigend om zich bij hem aan te sluiten.’

Thomas Adès - Totentanz: Der Tod zum Küster

De vernietigende engel
Teloorgang en ontluistering zijn eveneens terug te vinden in de derde opera van Thomas Adès The Exterminating Angel (2016), naar de gelijknamige film van de Spaans-Mexicaanse regisseur Luis Buñuel. Deze surrealistische film (en ook de opera) vertelt het verhaal van een groep rijke burgers, die na een uitbundig diner het landhuis van hun gastheer niet meer kunnen verlaten. Niet dat er fysieke obstakels zijn, het ontbreekt hen gewoon aan wilskracht. Naarmate de dagen en nachten verstrijken verliezen de gasten elk gevoel voor decorum. Diepste geheimen komen aan het licht en gaandeweg geven ze zich over aan onderdrukte verlangens en instincten.
Net als van zijn eerdere opera The Tempest (2003) en Powder Her Face maakte Adès een bewerking van delen uit The Exterminating Angel. Hier klinkt de Berceuse uit die opera in Adès’ arrangement voor piano solo.

Thomas Adès - The Exterminating Angel: Berceuse

Met Dante op weg naar het paradijs
Toch is het bij Adès niet louter aftakeling en verval. In zijn laatste grote werk tot nu toe, het ballet Dante (2020), vindt de componist de weg omhoog. In dit ballet, gebaseerd op Dantes beroemde La Divina Comedia (De Goddelijke Komedie, veertiende eeuw) volgen we de dichter in zijn droomvisioen op zijn reis door de hel. Een tocht die via het vagevuur (Purgatorio) uitmondt in het paradijs (Paradiso). Dit literaire werk is al door veel andere componisten als uitgangspunt genomen, onder wie Berlioz, Liszt, Tsjaikovski, Puccini en Rachmaninov. Het is dan ook geen toeval dat toespelingen op hun muziek een grote rol spelen in Adès’ ballet. ‘Dante had Vergilius als gids, ik had Liszt. En er is geen betere gids naar de hel dan Liszt’, vertelt Adès. Heel letterlijk geldt dat voor het zevende deel The Suicides: The Bleeding Trees, waarin allusies voorkomen naar zowel Liszts Dante-Symfonie als zijn Totentanz, compleet met Dies irae-citaat.

Thomas Adès - Dante: The Suicides: The Bleeding Trees

Het ballet eindigt met een half uur durende evocatie van het paradijs. In Adès’ (én Dantes) voorstelling geen idyllisch tafereel met engeltjes, maar met wat hij noemt ‘oogverblindende, vreemde, bijna pure geometrie’. Adès’ vingerafdruk is alomtegenwoordig, maar dan in getransformeerde zin. Net als in het deel Rings uit zijn Vioolconcert geeft hij zijn fascinatie voor spiralen en magnetische krachten de vrije ruimte. Het zorgt voor een haast bedwelmende ervaring. Alsof je voor even deel uitmaakt van de perfectie van het paradijs.

Thomas Adès - Dante: Paradiso

JWvR