Terug naar boven

Schelmenstreken in de klassieke muziek: IV. Faust

Rond 1540 vond in het Duitse plaatsje Breisau een eigenaardige ontploffing plaats. In het hotel zum Löwen in Staufen had de zonderlinge arts en alchemist Johann Faust (ca. 1480-ca. 1540) een fataal experiment uitgevoerd. Faust zou hebben geprobeerd om goud te maken. Zijn lichaam werd volgens ooggetuigen gevonden in een ‘afschuwelijk misvormde staat’. Tot zover de vermeende feiten, want al snel kreeg de nasleep een eigen dynamiek.

Men concludeerde dat het bijna niet anders kon dan dat de duivel zelf bezit had genomen van Fausts ziel. Een tijdgenoot tekende op in een kroniek: ‘Er gingen allerlei geruchten en vermoedens rond dat de boze geest, die hij tijdens zijn leven alleen zijn zwager noemde, hem had vermoord.’

Faust: van Johann Spies tot Thomas Mann
De sensatieverhalen rondom Faust kregen vastere vorm toen ze in 1587 door de Duitse schrijver Johann Spies als sage werden uitgegeven. Deze tekst vormde het begin van een ware hausse aan nieuwe verhalen, gedichten en toneelstukken. Johann Wolfgang Goethe, Heinrich von Kleist, Heinrich Heine, Nikolaus Lenau en Klaus en Thomas Mann schreven in het Duitse taalgebied legendarische teksten met de geschiedenis van Faust als onderwerp. Voor veel negentiende- en twintigste-eeuwse componisten vormden deze teksten het uitgangspunt voor talloze opera’s, liederen, symfonische gedichten en soloconcerten. Goethes toneelstuk Faust is verreweg het vaakst op muziek gezet. In dit artikel richten we echter de blik op die stukken die zijn gebaseerd op teksten van andere literaire schrijvers.

Alfred Schnittke - Historia von D. Johann Fausten: Finale

Alfred Schnittke en de ‘baldadigheid van de hel’
De Russische componist Alfred Schnittke (1934-1998) was zijn leven lang gefascineerd door de Faust-legende. Het begon allemaal toen hij op dertienjarige leeftijd de roman Doktor Faustus van Thomas Mann onder ogen kreeg. Het boek maakte enorme indruk, want bij Mann krijgt Faust de gestalte van de fictieve componist Adrian Leverkühn. Deze demonische kunstenaar verkoopt zijn ziel aan de duivel om volmaakte composities te kunnen schrijven. Leverkühn ontvangt een leven vol extatische creativiteit, maar zonder liefde. ‘Je leven zal koud zijn - daarom mag je van geen mens houden’, luidde de overeenkomst.

Vooral de door Mann omschreven compositietechnieken spraken de jonge Schnittke tot de verbeelding. Sterker nog, de fictieve composities van Adrian Leverkühn vormden de modellen voor veel van Schnittkes latere muziek. Zijn Eerste Symfonie (1972) bijvoorbeeld componeerde Schnittke naar de beschrijving van Leverkühns oratorium Apocalyps cum figuris. Net als Leverkühn bedient Schnittke zich van allerlei stijlen en genres, om er de 'baldadigheid van de hel' mee uit te drukken. In het tweede deel van de symfonie komen zo ongeveer alle stijlen uit de Westerse muziektraditie voorbij.

Alfred Schnittke - Symfonie nr. 1: Allegretto

Lugubere tango
Een andere fictieve compositie van Leverkühn die Schnittke zeer aansprak was de symfonische cantate Dr. Fausti Weheklag. Naar analogie hiervan componeerde Schnittke zijn eigen Faust Kantate Seid Nüchtern und wachet (1983). Deze baseerde Schnittke op het oorspronkelijke Faust verhaal van Johann Spies, dezelfde tekst die ook Thomas Mann in zijn roman gebruikt. Een van de luguberste momenten is wanneer een aantal studenten de dode Faust in zijn studeerkamer aantreft. Het zielloze lichaam is door de duivel zo toegetakeld dat het onherkenbaar is geworden. Dit lugubere tafereel verklankt Schnittke in de aria Es geschah, gegoten in de vorm van een naargeestige tango. Het zou niet de laatste keer zijn dat Schnittke zich uitgebreid met de Faust-geschiedenis van Spies bezighield. In 1994 zag zijn opera Historia von D. Johann Fausten het licht. De Faust Kantate kreeg hierin een plek in de derde acte.

Alfred Schnittke - Historia von D. Johann Fausten: Es geschah

Fausts hellevaart
Schnittke was niet de enige componist die meerdere keren op de Faust-legende terugkwam. Ook Louis Spohr (1784-1859) componeerde twee versies van zijn opera Faust: een Singspiel (1813) met gesproken dialogen en een grand opéra (1851), compleet met gezongen recitatieven. Interessant genoeg baseerde Spohrs tekstdichter Joseph Carl Bernard het libretto niet op Goethes kort daarvoor verschenen toneelstuk Faust (1808). Bernard daarentegen putte uit andere toneelstukken en gedichten, waaronder werk van Heinrich von Kleist, aangevuld met zelf verzonnen dramatische gebeurtenissen die het verhaal nog geschikter maakten voor een bloedstollende opera.

In Spohrs opera kan Faust niet kiezen tussen zijn liefde voor het jonge meisje Röschen en Kunigunde, de verloofde van graaf Hugo. Uiteindelijk sluit Faust een contract met de duivel Mephistopheles dat hem in staat stelt Kunigunde te beschermen tegen de achtervolgingen van de slechte ridder Gulf. Van een heks krijgt Faust een liefdesdrank die hij aan Kunigunde geeft tijdens haar huwelijksfeest. Graaf Hugo is woedend over de plotselinge passie van zijn bruid voor Faust en daagt hem uit voor een duel. Faust doodt Hugo en slaat met Kunigunde op de vlucht. Wanneer Röschen, Fausts eerste liefde, zijn ontrouw ontdekt, verdrinkt ze zich uit wanhoop. Mephistopheles grijpt Faust en sleurt hem mee naar de hel.

Vooral die hellevaart van Faust sprak componisten in de vroege negentiende eeuw aan. Het prototype voor die scène was ongetwijfeld de hellevaart van Don Giovanni uit Mozarts gelijknamige opera. Ook Spohr heeft die passage grondig bestudeerd, zo blijkt uit de finale van zijn opera Faust.

Louis Spohr - Faust: Finale

Busoni’s spirituele wedergeboorte van Faust
Van een hele andere orde is de opera Doktor Faust (1924) van Ferruccio Busoni. Ook dit is in feite een liefdesverhaal, maar dan wel verborgen onder een dikke spirituele en symbolistische laag. Busoni stelde zelf het libretto samen, maar kreeg de opera niet af. Gelukkig wist zijn leerling Philipp Jarnach het stuk te voltooien, want het slot van de opera vormt juist de climax van het verhaal. Anders dan de hellevaarten bij andere Faust-composities is er bij Busoni sprake van een soort spirituele wedergeboorte. In de slotscène brengt de verdoemde Faust zijn levenskracht over op zijn overleden kind. De Nachtwacht (de vermomde duivel Mephistopheles) roept het middernachtelijk uur af; Faust valt dood neer; een naakte jongeling staat op met een bloeiende tak in zijn rechterhand en verdwijnt in de nacht.

Ferruccio Busoni - Doktor Faust: Slotscène

Liszts Faust-tophit, de eerste Mephistowals
‘Faust mag dan wel door Goethe geschreven zijn, maar dat betekent niet dat het een Goethe-monopolie is waarvan iedereen is uitgesloten. Faust is het gemeenschappelijk bezit van de mensheid!’ Deze woorden schreef een enigszins gefrustreerde Nikolaus Lenau in 1833. In dezelfde tijd werkte de Duitse dichter namelijk aan een enorm Faust-epos in dichtvorm. Blijkbaar voelde hij zich geïntimideerd door het succes van Goethes Faust. In zijn eigen verdichtsel zet Lenau namelijk een wezenlijk andere Faust neer dan Goethe. Bij Lenau streeft Faust niet alleen naar kennis, maar ook naar almacht. Eigenlijk wil hij de plaats van God innemen. Tegelijkertijd is Faust een zwak persoon, die gemakkelijk is te beïnvloeden. Geen wonder dat hij het werktuig wordt van Mephistopheles. Een van de beroemdere episodes uit Lenau’s gedicht is de scène in de dorpsherberg:
Faust en Mephistopheles gaan de herberg binnen op zoek naar plezier; de boeren dansen, en Mephistopheles grijpt zijn viool waarmee hij het publiek met zijn spel bedwelmt. Ze geven zich over aan het bedrijven van de liefde en twee aan twee glippen ze de door sterren verlichte nacht in, Faust met een van de meisjes; dan klinkt het gezang van de nachtegaal door de open deuren.

Franz Liszt nam onder meer deze regels als uitgangspunt voor zijn orkestwerk Zwei Episoden aus Lenaus Faust. Het bekendste deel daaruit werd de Eerste Mephistowals.

Franz Liszt - Zwei Episoden aus Lenaus Faust: Der Tanz in der Dorfschenke - Erster Mephisto-Walzer

Dansen op Heinrich Heine
Niet alleen bij Lenau wordt gedanst. De Duitse dichter Heinrich Heine schreef zelfs een heel dansgedicht, getiteld Der Doktor Faust. Plannen voor een productie van Heine’s gedicht kwamen tijdens zijn leven nooit van de grond, maar de Duitse componist Werner Egk (1901-1983) pakte het project kort na de Tweede Wereldoorlog op. Zijn ballet Abraxas (1948) werd een van de meest succesvolle naoorlogse balletten in Duitsland.

Werner Egk - Abraxas: Pandämonium

Nog een keer Doktor Faustus van Thomas Mann
Heinrich Heine, Heinrich von Kleist, Nikolaus Lenau en vele anderen, allemaal schreven ze beroemde Faust-vertellingen naast dat beroemde toneelstuk van Goethe. Wat betreft het aantal muzikale verwerkingen kan wellicht alleen Thomas Mann in zijn schaduw staan. Naast Alfred Schnittke leverden ook Konrad Boehmer, Hans Werner Henze en Geoffrey Gordon indrukwekkende stukken af, gebaseerd op Manns meesterwerk.

Het Celloconcert (2014) van Geoffrey Gordon (1968) is zowel een symbolisch als een verhalend stuk. Het 24 minuten durende concert verwijst naar de 24 jaar die het pact tussen Leverkühn en de duivel duurde. In de Proloog en de Epiloog van het concert zou je de verteller van de roman, Leverkühns biograaf Serenus Zeitblom, aan het woord kunnen horen. De daartussen liggende zeven episodes geven de ontwikkeling van Leverkühns opkomst en ondergang. Daaronder Leverkühns min of meer bewuste keuze om zich met syfilis te laten besmetten, om zo tijdens de perioden van de opspelende ziekte krachtige, letterlijk koortsachtige, inspiratie te krijgen. In een pathologisch te interpreteren visioen ontmoet Leverkühn uiteindelijk de duivel in eigen persoon.

Geoffrey Gordon - Celloconcert: Dürer’s ‘Melancholia’ - Magic Square

Het Derde Vioolconcert (1997) van Hans Werner Henze (1926-2012) heeft een andere invalshoek. Dit stuk draagt de intrigerende ondertitel Drei Porträts aus dem Roman ‘Doktor Faustus’ von Thomas Mann. De drie delen corresponderen met drie van de hoofdpersonen, respectievelijk de prostituee Esmeralda (die Leverkühn met syfilis zal besmetten), Leverkühns jong gestorven neefje Echo en de homoseksuele violist Rudi Schwerdtfeger. Net als Schnittke evoceert Henze met zijn Derde Vioolconcert een fictieve compositie van Leverkühn. In dit geval het Vioolconcert dat de componist in de roman voor Rudi Schwerdtfeger componeert. Tegelijk overstijgt Henzes compositie dit uitgangspunt. Het ontroerendste moment uit het Derde Vioolconcert is het tweede deel. Leverkühns jonge neefje Echo is namelijk een van de weinige personen van wie de componist oprecht was gaan houden. En dat was juist verboden volgens de overeenkomst met de duivel. Echo overleeft het dan ook niet. Het is in de ontmoetingen met Echo dat we Leverkühn, alias Faust, van zijn meest menselijke kant zien.

Hans Werner Henze - Vioolconcert nr. 3 : Das Kind Echo

(JWvR)