In 1893 brak Erik Satie met zijn geliefde Suzanne Valadon. Om het verlies te verwerken richtte Satie een sekte op: de Eglise Métropolitaine d'Art de Jésus Conducteur. Satie benoemde zichzelf als ‘Parcier’ en ‘Maitre de Chapell’'. Dat hij het enige werkelijke lid was, weerhield hem er niet van een kerkelijke hiërarchie op te zetten, die het aantal van zestienhonderd miljoen leden overtrof.
De titel van ‘parcier’ bood Satie de mogelijkheid vooraanstaande intellectuelen te excommuniseren. ‘Overigens zal ik er altijd zijn om u te observeren en te beoordelen. Vergeet dat niet’, zo eindigt bijvoorbeeld de in rode inkt geschreven banvloek aan Aurélien Lugné-Poe (ontleend aan Satie in de spiegel van zijn tijd van O. Volta). Satie’s vermakelijke spot blijkt ook uit de vele hilarische speelaanduidingen in de partituur van zijn Messe des Pauvres. Toch is de muziek buitengewoon ernstig en verheven, tot aan het nederige ‘Prière pour le salut de mon âme’ toe. (HJ)meer