Terug naar boven

De collectie geluidscilinders van Muziekweb


Muziekweb beschikt over een collectie van meer dan 500 geluidscilinders. De cilinder, pars pro toto (deel voor het geheel) ook wel aangeduid als ‘wasrol’, is een geluidsdrager die tussen ongeveer 1898 en 1929 in de handel geweest. Het apparaat waarmee cilinders kunnen worden opgenomen en afgespeeld noemt men fonograaf.

De fonograaf

Als uitvinder van de fonograaf staat Thomas Alva Edison te boek, hoewel de Fransen van mening zijn dat Charles Cros de werkelijke geestelijke vader is. Inderdaad heeft Cros in april 1877 getracht patent te krijgen op een opname/weergave apparaat. Geldgebrek blokkeert de aanvraag. Edison schetst in november 1877 zijn fonograaf, dient in december de patentaanvraag in en dit wordt hem op 19 februari 1878 verleend.

Aanvankelijk werkt Edisons fonograaf met tinfolie, te vergelijken met het huidige aluminiumfolie. De geluidskwaliteit is slecht. Deze wordt aanmerkelijk beter nadat Bell en Tainter een fonograaf ontwikkelen die werkt met wasrollen. Edison weigert de verbetering te accepteren en komt in 1888 Met zijn ‘perfected phonograph’. De ideeën van Bell en Tainter zijn overgenomen – het opnemen gaat in was – zij het dat Edison ook verbeteringen heeft aangebracht.

De geluidskwaliteit van fonograaf is nu zodanig goed dat deze op de markt gebracht kan worden. Aanvankelijk voor kantoren, als dictafoon, maar ook al snel als muziekvoorziening in de huiskamer. Edison bouwt een concern op rondom zijn vinding. Zijn producten, onder het merk ‘Edison’, zijn wereldwijd verkrijgbaar en een catalogus met internationaal repertoire wordt in enkele jaren opgebouwd. Opnamen worden in vele landen en alle werelddelen gemaakt. Andere belangrijke producenten van cilinders zijn het Engelse Edison-Bell en Sterling en het Franse Pathé concern.

Edison speler

Cilinder contra grammofoonplaat

De grootste populariteit kent de cilinder in de periode 1900-1910. Hoewel de cilinder gezien kan worden als een voorloper van de grammofoonplaat is deze als commercieel product parallel verkocht met de plaat. De systemen zijn concurrent. Na 1910 is het pleit beslecht ten gunste van de grammofoonplaat. Wel houdt de cilinder nog enige decennia een tanende schare van enthousiaste gebruikers. Tot ver in de jaren dertig bijvoorbeeld worden nog ‘new old stock’ rollen verkocht.

Dat de grammofoonplaat – gepatenteerd in 1887 door Emile Berliner – de cilinder verdringt is voornamelijk een gevolg van lagere productiekosten (en daardoor verkoopprijs) en luidere (maar beslist niet betere) weergave van de grammofoonplaat. Platen zijn daarbij makkelijker te bewaren dan rollen en vanaf 1903 komen dubbelzijdig bespeelbare platen op de markt. De vermenigvuldiging van platen (persen) is betrekkelijk eenvoudig. Via een galvanisch procedé kan van de opname in was een matrijs worden gemaakt waarmee vele platen kunnen worden geperst. Het persmateriaal in die jaren wordt pars pro toto aangeduid als schellak. Het is een thermoplastisch mengsel van gemalen leisteen, zwartingsmiddel, vezels (katoen of asbest) met als bindmiddel schellak, een afscheidingsproductie van een Aziatisch kevertje. Marktleider in de vroege jaren van de branche is The Gramophone and Typewriter Company, later bekend als His Master’s Voice. Concurrentie steekt echter snel de kop op, onder anderen in de vorm van het Brits/Amerikaanse Columbia en het Duitse Odeon.

Het procedé bij de productie van cilinders is aanmerkelijk omslachtiger dan bij de grammofoonplaat.

Technische ontwikkeling van de cilinder

Vermenigvuldiging van bespeelde cilinders is aanvankelijk uitgesloten. Elke rol moet apart worden opgenomen. Hiertoe worden bij een opnamesessie meerdere opnameapparaten geplaatst. Heeft men de beschikking over tien apparaten, en wil men een oplage van honderd rollen, dan dient het stuk tien maal te worden gespeeld en gezongen. Werkelijk toptalent waagt zich niet aan dergelijke eentonige arbeid. Dat kan meer verdienen met één optreden in schouwburg of opera.

In 1901 Lukte het Edison om een procedé te ontwikkelen waardoor het mogelijk wordt opnamen op cilinder te multipliceren. Hiertoe wordt langs galvanische weg van de ‘master’ een holle gietmal vervaardigd. Hierin wordt vervolgens was gegoten die de eigenschap heeft tijdens het uitharden iets te krimpen. Hierdoor kan het duplicaat uit de mal worden genomen zonder de groeven te beschadigen.

Verdere innovatie van de wasrol is, in 1908, het verlengen van de speelduur van 2 naar 4 minuten. Dit werd bewerkstelligd door het smaller maken van de groef en het verlagen van de groefspoed. Deze ‘Amberol’ cilinders zijn een antwoord op de concurrentie van de grammofoonplaat. Bij deze geluidsdrager was de speelduur inmiddels verlengd, simpelweg door het vergroten van de diameter van de plaat. Aanvankelijk is deze 17,5 cm. In 1901 wordt deze vergroot tot 25 cm. en in 1903 Komt daarnaast de 30 cm. variant op de markt.

Zoals opgemerkt, de platen worden geperst in schellak, een breekbaar maar relatief slijtvast materiaal. De cilinders zijn nog altijd van was en daarmee kwetsbaar en niet echt bestand tegen veelvuldig afspelen. In het najaar van 1912 volgt de ‘blue amberol’. Deze worden in 1913 in Europa geïntroduceerd. Dit nieuwe type cilinder bestaat niet meer uit was maar heeft een celluloid buitenzijde (waarin de groeven) en een basis van keramisch materiaal dat in de literatuur wordt aangeduid als ‘Paris plaster’, een soort kalkachtig gips. De ‘blue amberols’ zijn praktisch onverslijtbaar.

Celluloid heeft de neiging, zeker in afgesloten toestand, om te verzuren en daardoor zichzelf op lagere duur te vernietigen. Een onverwachte en onbedoelde meevaller is dat de kalkachtige drager van de rol dit proces buffert. Kalk is een beproefd middel om zuren te absorberen. Hierdoor is de toestand van de Blue Amberols vaak zeer goed, hoewel enige mechanische vervorming (excentriciteit) regelmatig voorkomt; hierover hieronder meer.

Opnametechniek

Ten tijde van de komst van de Blue Amberol cilinders bevindt de opnametechniek zich op een relatief hoog peil. Gewerkt wordt nog louter akoestisch, er komt geen elektriciteit aan te pas. Bij opname dienen zanger en orkest zich rondom een hoorn te positioneren. Aan de smalle kant van de hoorn bevindt zich een membraan dat door de in de hoorn opgevangen geluidstrillingen in beweging – analoog met het geluid – wordt gebracht. Met een aan het membraan bevestigde naald wordt het geluid in een (zachte) drager opgetekend.

Hoewel de toenmalige afspeelapparatuur niet in staat was deze frequenties weer te geven blijkt nu dat op deze Blue Amberols soms frequenties tussen ongeveer 80 en de 6000 Hz. zijn vastgelegd. Dit is voor het akoestisch procedé een breed spectrum. Akoestisch opgenomen grammofoonplaten bestrijken in de regel een gebied van 200 tot 4500 Hz.

Cylinders

Technische voordelen van de cilinder

Het is de persoonlijke overtuiging van Thomas Edison dat de cilinder als geluidsdrager superieur is aan de grammofoonplaat. Technisch valt hier zeker iets voor te zeggen. De relatieve groefsnelheid (de groeflengte die per tijdseenheid door de naald wordt afgetast) blijft bij de cilinder gelijk terwijl deze bij de grammofoonplaat lager is naar mate de naald dichter bij het midden van de plaat komt. Hierdoor worden vooral de hogere frequenties minder goed vastgelegd. Verder past Edison zogenaamde dieptemodulatie toe. In tegenstelling tot de meeste grammofoonplaten, met de kronkelende groef (laterale modulatie), bevindt de informatie zich bij dieptemodulatie op de bodem van de groef in de vorm van heuveltjes en dalen. Vandaar dat dit systeem ook wel wordt aangeduid als ‘hill & dale’ modulatie. Voordeel van ‘hill & dale’ optekening is dat de groeven dicht op elkaar kunnen worden gelegd. Er behoeft immers geen ruimte tussen de groeven te worden gelaten voor de kronkels in de groef. Overigens ligt de afspeelsnelheid van de cilinders rondom de 160 toeren per minuut.

De terugtocht van de cilinder

De cilinder is duidelijk in haar nadagen. Onder druk van de markt introduceert Edison – binnenskamers morrend want in strijd met zijn geluidstechnisch credo – in 1911 de Edison Diamond Disc, later genaamd Edison Re-creation Disc. Het is zijn eigen typische versie van de grammofoonplaat; met ‘hill & dale’ groeven geperst in een laag phenol op een bijna 1 cm. dikke drager. De speciale Edison grammofoons werken met een diamantnaald met bolle punt, net als overigens de fonograaf. Dit in tegenstelling tot de laterale grammofoonplaat die in die dagen nog met stalen naalden worden gespeeld. Deze moeten na iedere plaatzijde worden vervangen.

De Edison Diamond Disc is een ten opzichte van de concurrentie superieur product. De geluidskwaliteit is zodanig goed dat Edison als enige producent van grammofoonplaten een vergelijking met de werkelijkheid niet uit de weg gaat. In propagandistische bijeenkomsten wordt het publiek geconfronteerd met de onmogelijkheid om vast te stellen of men nu de zanger in werkelijkheid of de Diamond Disc hoort.

De productie van cilinders gaat voort naar de Diamond Discs maar langzamerhand is Edison de laatste leveranties van cilinders. Het is eigenaardig dat Edison, die zo prat gaat op de superieure geluidskwaliteit van zijn rollen, zich kort na de introductie van de Blue Amberols de toorn van zijn klandizie op de hals haalt door de klank te verslechteren! Dit is een gevolg van bezuiniging. Vanaf ongeveer 1915 wordt namelijk het repertoire dat op Edison Diamond Disc wordt uitgebracht overgeschreven naar cilinder om ook dit teruglopende deel van de markt te bedienen. Met deze transcriptie, veelal aangeduid met het Engelse woord ‘dubbing’, gaat een deel van het frequentiebereik verloren en worden extra ruis en andere vormen van distorsie geïntroduceerd. Juist de ware liefhebbers, de ‘die hards’ van rollenkopers die het verouderde systeem vanwege de goede geluidskwaliteit zijn trouw gebleven, zijn hierdoor zeer teleurgesteld en betitelen deze nieuwe Amberols met ‘dubbings’ als ‘Damberols’ (van ‘dambed’, Engels voor: verdoemd).

Het einde van de cilinder

De introductie van het elektrisch opname procedé in 1925 betekent een stap voorwaarts voor de ‘reguliere’ grammofoonplaat met zijn kronkelende groeven. Het frequentiebereik wordt – ten opzichte van de akoestische registratie – aanmerkelijk verbreedt. Het nieuwe systeem gaat gepaard met de introductie van afspeelapparatuur die de verbetering in opname ook – in de huiskamer – daadwerkelijk tot zijn recht laat komen. Voor de wasrol, en de inmiddels als verouderd ervaren en uitzonderlijk geworden ‘hill & dale’ grammofoonplaten van onder andere Edison en Pathé, blijkt dit de zwanenzang. De elektrische opnametechniek vindt hier geen toepassing en de elektrisch opgenomen 78 toerenplaat met laterale modulatie wordt de wereldstandaard. In 1929 wordt voor de laatste maal het repertoire van de Blue Amberol cilinders aangevuld. Dan stopt de productie, evenals die van de Diamond Discs. Pathé stopt in 1931 met de ‘hill & dale’ platen, nadat al sinds 1923 Pathé-grammofoonplaten worden gemaakt volgens lateraal procedé. De productie van rollen is door dit concern al in 1911 gestaakt.

De eerste langspeelplaat

In 1926 onderneemt Edison een poging zijn fonografische onderneming nieuw leven in te blazen door de introductie van dat wat als de eerste langspeelplaat mag worden beschouwd. Door de groef van de Diamond Disc te versmallen en de groefspoed te verlagen tot 450 groeven per inch (een derde van die van de standaard Diamond Discs) weet hij bij 80 toeren 40 minuten muziek per kant vast te leggen op een 30 cm. plaat. Veel succes heeft het systeem echter niet. De groeven blijken zwak, het geluid weinig volumineus.

Transcriptie van de collectie geluidscilinders van Muziekweb

In 2017 is het plan opgevat om de opnamen, vastgelegd op de geluidscilinders in de collectie van Muziekweb, via het internet toegankelijk te maken. Dit in analogie met de Universiteit van Sta. Barbara (Verenigde Staten) die de afgelopen jaren enige duizenden rollen op het web heeft geplaatst. Deze opnamen worden regelmatig beluisterd.

Allereerst is nagegaan welke rollen in de Muziekweb-collectie al online beschikbaar zijn. Wat na deze inventarisatie rest is een verzameling van 95 rollen. Deze bestaan uit 21 wasrollen (21 2 minuten cilinders en 3 Edison Amberol 4 minuten) en 70 Blue Amberol cilinders. Het repertoire is Duits, Engels, Frans, Nederlands en Noord-Amerikaans. Het Bureau voor Audio Archeologie te Soest is aangezocht om zorg te dragen voor digitalisering en restauratie van het materiaal. Deze heeft in de maanden juni-juli-augustus 2018 plaatsgevonden.

Reiniging en conditie

Vrijwel alle Blue Amberols in de selectie uit de collectie van Muziekweb bevonden zich in schone staat. In een enkel geval heeft vochtige reiniging van het groefoppervlak plaatsgevonden, maar over het algemeen kon met droge reiniging (vezeldoek) worden volstaan. Bij enige rollen was de gipsachtige drager aangetast, gebroken of (ten dele) verdwenen. Vrijwel alle Blue Amberols hebben te kampen met vervorming. Hierdoor zijn de rollen niet centrisch wat kan leiden tot een hinderlijke dreun (in het ritme van het aantal omwentelingen per minuut). Soms is enige distorsie te constateren door slijtage, hardnekkige vervuiling, degeneratie en bijgeluiden van de opname-machine, ‘master’ of het apparaat waarop de ‘dubbing’ destijds is uitgevoerd.

De wasrollen hebben hun oorspronkelijke vorm behouden en zijn dus wat dat betreft minder problematisch dan de Blue Amberols. Zijn zij schoon dan is de kwaliteit soms verrassend goed. Zijn zij vuil dan rest eigenlijk slechts berusting in een hoog distorsieniveau. Intensieve (vochtige of natte) reiniging wordt beperkt door de gevoeligheid van de was voor vloeistoffen (zelfs water). Mechanische reiniging is vrijwel onmogelijk door de kwetsbaarheid van de was. Zelfs het wegpoetsen van vuil met een zachte borstel leidt tot krassen, terwijl het vuil vaak blijft zitten.

Naar aanleiding van diverse tips op het internet zijn enige experimenten uitgevoerd met een hopeloos aangetaste rol uit eigen bezit. De conclusie moet zijn dat aanraking met alle vloeistoffen binnen enige minuten een nadelig effect heeft op de conditie van de was. Natte reiniging zoals gepropageerd op enige sites kan alleen wanneer deze zeer kortstondig wordt toegepast en zal alleen effect hebben voor loszittend vuil en vettigheid. In de meeste gevallen is dit ook droog te verwijderen met minder risico.

Afspelen van de rollen

Het afspelen van de rollen geschiedt elektrisch. In het verleden zijn wel transcriptie door rollen verricht door simpelweg een microfoon te plaatsen in of voor een akoestisch afspeelapparaat (fonograaf). Het nadeel van deze methode is dat het frequentiebereik van de oude apparatuur minder ruim is dan wat meestal op de rol is vastgelegd. Hierdoor gaat informatie verloren. Verder kunnen bijgeluiden worden opgenomen veroorzaakt door de motor van de fonograaf, verkeer, personen etc. Ook is bij deze methode de akoestiek van de ruimte waarin wordt afgespeeld soms van invloed.

Door aftasting van de rol met een pick-up element wordt dit alles voorkomen. Gebruik wordt gemaakt van een stereo element dat zo wordt geschakeld dat de ‘hill & dale’ modulatie kan worden verwerkt. Dit houdt in dat de beide kanalen in tegenfase worden gezet (verwisselen van de aansluitpolen).

Bij ‘hill & dale’ modulatie wordt feitelijk de groefbodem afgespeeld. Daar bevindt zich immers de modulatie. Dit in tegenstelling tot laterale modulatie, waarbij de groefbodem juist niet moet worden geraakt. Uit de aard der zaak blijkt de afrondingsstraal van de naald (juiste pasvorm in de groef) bij ‘hill & dale’ minder nauw te luisteren dan bij laterale modulatie. Hier staat echter tegenover dat de geleiding van de groeftaster bij ‘hill & dale’ modulatie kritisch is. De groeven zijn ondiep, hebben een holle, ronde groefbodem en daardoor kan slechts weinig massa worden verplaatst. Teveel kracht op de groef leidt onherroepelijk tot ‘hangers’ of het overslaan van groeven en zelfs – bij was – mogelijk tot beschadiging.

Bijkomend voordeel van aftasten met een stereo element, dat zich echter nauwelijks bij ‘hill & dale’ modulatie doet gelden maar temeer bij het laterale systeem, is dat achteraf een keus kan worden gemaakt welke groefwand (de linker of de rechter) wordt gebruikt. Soms is een groefwand ‘stiller’ (minder distorsie) dan de andere zijde. Dit is meestal een gevolg zijn van slijtage; veelal een slechts gelagerde afspeelarm waarmee de plaat ooit is gespeeld waardoor op een groefwand meer druk is komen te staan. Verder werken sommige restauratiesystemen beter met een stereo-signaal of is dit zelfs essentieel voor de werking.

Het apparaat dat voor de transcriptie van de cilinders van Muziekweb is gebruikt is in de basis ongeveer 20 jaar geleden vervaardigd door Ruud Christoffer. Nadien zijn, aangestuurd door het gebruik in de praktijk, enige wijzigingen aangebracht. De opzet is eenvoudig en doeltreffend gebleven. Van belang is een goede constante aandrijving, hier gerealiseerd door gebruik van een laagspanning-gelijkstroommotor die in snelheid geregeld en gestabiliseerd wordt door middel van een precisie-elektronische regeleenheid. De snelheid is hierdoor traploos instelbaar van 0 tot ongeveer 250 toeren. Hierdoor is ook het afspelen van zeer oude wasrollen, opgenomen op 120 toeren, geen probleem. Verder kan bij afspelen de snelheid worden verlaagd als dit in verband met oneffenheden op – of excentriciteit van – de rol wenselijk is. Aftasten van de rol gaat met een pick up arm (volgens het beproefde draaipuntsysteem). Doordat de arm relatief lang is leidt de radiale beweging die de arm tijdens het afspelen over de rol beschrijft niet tot distorsie. De positie van het element ten opzichte van de groef blijft tijdens het proces nagenoeg gelijk.

Een andere opbouw zou zijn te maken door middel van een tangentiaal systeem. Een voorbeeld hiervan is de fraaie doch zeer kostbare Archéophone, een universele, geavanceerde afspeelmachine voor cilindrische geluidsdragers. Het tangentiaal systeem leidt echter in de praktijk tot een nogal complexe en daarmee mogelijk storingsgevoelige opbouw. Voordelen kunnen er zeker zijn. De afspeelarm kan kort en licht gehouden worden. Dit zou theoretisch tot minder distorsie in de lage tonen (dreun) kunnen leiden. Anderzijds moet bij aftasting van ‘hill & dale’ modulatie een zekere massa (tegendruk) aanwezig zijn. Anders zou de naald over de modulatie heen bewegen in plaats dat deze de naald in trilling brengt. Gebruik van een element met hoge compliantie (de naald beweegt gemakkelijk en soepel) zou dit weer kunnen opvangen. Het moge duidelijk zijn dat het afspelen van cilinders – evenals die van grammofoonplaten – een discussie zonder eind is. De resultaten zullen per systeem ook weer afhankelijk zijn van de specifieke aard van de af te spelen rol. Een interessant onderzoeksveld dus en daarom worden sinds enige tijd experimenten met tangentiale aftastingen uitgevoerd door het Bureau voor Audio Archeologie in nauwe samenwerking met Ruud Christoffer.

Overigens, experimenten met het op lagere snelheid afspelen van de Blue Amberols om de dreun op deze manier tenminste gedeeltelijk te elimineren leiden in tegenstelling tot dat wat te verwachten is niet tot een vermindering. De snelheid van de (digitale) kopie kan eenvoudig worden verhoogd, maar dan blijkt de dreun in volle omvang nog aanwezig.

Digitalisering

De rollen zijn afgespeeld met een vlakke karakteristiek, kantelpunt 250 Hz. en een laag-afsnijding bij 40 Hz. Een 1 op 1 digitale kopie (archiefexemplaar) is gemaakt via een aparte keten met een sample frequentie van 96 kHz, 24 bit depth-rate. Dit is een kopie in hoge resolutie die in de toekomst kan worden gebruikt als basis voor restauratie met weer meer geavanceerde technieken. Ook kan het dienen als studiemateriaal voor specifieke bijgeluiden.

De luister kopie is gemaakt op 44.1 kHz 16 bit (‘red book’ CD norm). Hiervan is een basisbestand vervaardigd. Enige onttikking heeft hierin plaatsgevonden via een Cedar-systeem. Vervolgens is dit basisbestand gebruikt als uitgangspunt voor de restauratie.

Restauratie

Over het algemeen kon een verbetering van de geluidskwaliteit worden gerealiseerd door mild onttikken en ‘decrackling’ en het verzwakken van de lage en de hogere frequenties. Het afsnijden (of het maken van een ‘dip’) tussen de 80 en de 160 Hz. elimineert het grootste deel van de hinderlijke laagfrequente bijgeluiden zoals die zich vooral bij de Blue Amberols openbaren. Het afsnijden van de hogere frequenties, tussen de 5000 en de 7000 Hz. vermindert de ruis en de resten van ‘crackle’. Over het algemeen is deze filtering mogelijk zonder dat het oorspronkelijke signaal wezenlijk wordt aangetast. Wel wordt men tijdens dit werk geconfronteerd met interessante psycho-akoestische effecten. Zo lijkt de dreun en de ‘rumble’ (storingen in het lage frequentiegebied) lage tonen toe te voegen aan het signaal. Het wegnemen van sterke ruis in het hogere toongebied openbaart andere bijgeluiden die eerst door de ruis werden gemaskeerd. Per rol is een zo gunstig mogelijke verhouding gezocht tussen luistergenoegen en de vrijwel onvermijdelijke aantasting van het signaal.

Mocht in de praktijk dit niet voldoen dan kan vanuit het basisbestand altijd weer een nieuwe filtering worden aangebracht.

Het stereo-signaal is mono gemaakt door het samenvoegen van de beide kanalen. Hoewel soms sprake is van een hoger distorsieniveau in één kanaal blijkt toch per saldo de beste kwaliteit te ontstaan door gebruik van beide kanalen. Ruis en tikken worden hierdoor (daar zij ten opzichte van het ene kanaal in tegenfase aanwezig zijn in het andere kanaal) voor een deel weggenomen.

De 44.1 kHz bestanden zijn aangeleverd in drie reeksen: basisbestand, milde restauratie, zware restauratie. Voor ‘dagelijks gebruik’ zal de zware restauratie het best voldoen.

 

Tim de Wolf

Bronnen/verder lezen:

100 Jahre Schallplatte – Von Hannover in die Welt. Beiträge und Katalog zur Ausstellung vom 29. September 1987 bis 10. Januar 1988 im Historischen Museum Am Hohen Ufer, Hannover.Hamburg: Polygram Deutschland GmbH, 1987.

100 Years of Recorded Sound 1877-1977. London: City of London Phonograph and Gramophone Society and British Institute of Recorded Sound, 1977.

Archiving the Audio-Visual Hertitag. Ottawa: Canadian Museum of Civilization, 1990.

Baldwin, Neil. Edison. Inventing the Century. New York: Hyperion, 1995.

Belle, Harry. Spreekmachines. Haarlem: Stichting Historisch Geluidsarchief, 1989.

Bruch, Walter. Von der Tonwalze zur Bildplatte. 100 Jahre Ton- und Bildspeicherung. München: Franzis-Verlag, 1979.

Carter, Sydney H. Blue Amberol Cylinders.Bournemouth: Talking Machine Review, z.j.

Coster, Harry. ‘Hi Fi’ op 78 toeren? (of: Hoe haal ik een optimale geluidskwaliteit uit mijn kostbare schellak?). Amsterdam: Granny’s Records, 1976.

Frow, George L., Albert F. Sefl. The Edison Cylinder Phonographs – a detailed account of the entertainment models until 1929. Sevenoaks: George L. Frow, z.j.

Gelatt, Roland. The Fabulous Phonograph 1877-1977. London: Cassell, 1977.

Girard, Victor,Harold M. Barnes. Vertical-cut Cylinders and Discs. A catalogue of all ‘Hill-&-Dale’ recordings of serious worth Made and issued between 1897-1932 circa. London: British Institute of Recorded Sound, 1971.

Groẞe, Günter. Von der Edisonwalze zur Stereoplatte. Berlin: Lied der Zeit, 1989.

Jüttemann, Herbert. Phonographen und Grammophone. Herten, Verlag Historischer Technikliteratur, 2000.

Meulengracht – Madsen, Hans. ‘On the transcription of old phonograph wax records.’ In: Disk Recording volume 2 disk playback and testing. An anthology of articles on disk recording from the pages of the Journal of the Audio Engineering Society Vol. 1-Vol. 28 (1953-1980). New York: Audio Engineering Society, 1981: 127-132.

Phonographs & gramophones – A Symposium organised be The Royal Scottish Museum in connection with the exhibition Phonographs and Gramophones and the Centenary of the invention of the Phonograph by Thomas Alva Edison. Edinburgh: Rotal Scottish Museum, 1977.

Read, Oliver, Walter L. Welch. FromTin Foil to Stereo – evolution of the phonograph. Indianapolis: Howard W. Sams & Co. Inc., 1976.

Vries, Leonard de. Dank u, meneer Edison. Bussum: De Gooise Uitgeverij, 1977.

Wile, Raymond R. Proceedings of The 1890 Convention of Local Phonograph Companies. Nashville, The Country Music Foundation Press, 1974. (facsimile)