Retour au début de page

Basiscollectie klassiek: De Carmina Burana van Orff

Sommige kunstwerken ontstaan in een vloek en een zucht. In ieder geval gold dat voor de Carmina Burana van Carl Orff, dat hij goeddeels op papier zette tussen Goede Vrijdag en Pasen 1936. Het bleek een schot in de roos. In één klap vestigde Orff zijn naam als vooraanstaand Duits componist.

Toch was ook kritiek niet van de lucht. Zo rekende Stravinski (aan wie Orff stilistisch zeer schatplichtig is) het werk en zijn maker gekscherend tot de Neo-Neanderthalrichting onder zijn epigonen. Desondanks is Orffs Carmina Burana nog altijd immens populair, zowel bij luisteraars als amateurkoren. Geen wonder dat de afgelopen decennia een keur aan vooraanstaande opnames verscheen.

Een van de nog altijd indrukwekkendste interpretaties dateert alweer van 1967, toen Eugen Jochum de Carmina Burana opnam in aanwezigheid van Orff zelf. Een gelegenheid die deze opname eveneens historisch gewicht geeft.

(Het openingsdeel, O Fortuna, o.l.v. Eugen Jochum)

Ook een steruitvoering uit de oude doos (1965) is die van het label Supraphon met dirigent Václav Smetacek. Hoewel de opname zelf niet optimaal is, tiert de middeleeuwse atmosfeer weelderig. Duidelijk hoorbaar is Orffs talent om met anachronistische middelen middeleeuwse, antiek Griekse of Romeinse couleur locale op te roepen.

(deel 3, Veris leta facies, o.l.v. Smetacek)

Als contrast hiermee is een vrij recente opname van Daniel Harding bijzonder interessant. Hij zet zich op zijn cd juist af tegen alle middeleeuwse opsmuk om zich op de ritmische oerkracht van Orffs muziek te concentreren. Veel vrijheid is er in de solistische bijdragen met een glansrol voor de excentrieke sopraan Patricia Petibon.

(deel 18, Circa mea pectora, met bariton Christian Gerhaher)

Voor een groot deel hangt de ritmische vitaliteit samen met het gebruikte instrumentarium, waarin piano's en slagwerk een belangrijke rol spelen. Het was dan ook geen grote stap voor dirigent Wilhelm Killmayer de orkestpartij terug te brengen tot een kernensemble van twee vleugels en slagwerk. Twee delen in de oorspronkelijke partituur had Orff zelf ook al van deze bezetting voorzien: Veni, veni, venias en Tempus est iocundum. Het was ook voor deze versie dat Willem Wilmink een Nederlandse vertaling maakt. De liefdes-, drank-, speel- en religieuze liederen vertaalde Wilmink treffend en vol schalkse humor.

(deel 22, Tempus est iocundum, vertaald als Wat een heerlijk weertje)

Helaas voor Orff bleef het succes van zijn werk vooral tot de Carmina Burana beperkt. Hoewel hij in 1953 zijn drie grote scenische cantates Carmina Burana, Catulli Carmina en Trionfo di Afrodite onder de titel Trionfi samenbracht, werden laatstgenoemde twee werken nooit zo populair als de Carmina Burana.

(deel 4 van de Trionfo, op deze cd)

(JWvR)