Soul ontstaat in de jaren zestig als mengsel van rhythm & blues en gospel. De meeste soulzangers uit de jaren zestig leren zingen in kerkkoren en de overeenkomsten tussen soul- en gospelzangers zijn opvallend. Labels als Motown (uit Detroit) en Stax (uit Memphis) zijn in de jaren zestig erg succesvol. De eerste met het bombastische geluid van vocale groepen als The Supremes en The Four Tops. De producties van zuidelijke labels als Stax (Otis Redding) en Atlantic (James Brown, Aretha Franklin) klinken bluesier en meer funky. Bij soul fungeert de zanger of zangeres als blikvanger en moeten de begeleiders vaak genoegen nemen met een plaatsje buiten de spotlichten. In de jaren zeventig overleeft soul vooral in Engeland waar nachtenlange ‘northern soul’-feesten vele bezoekers trekken. De ‘blue eyed soul’ van Britse artiesten als Simply Red en Sade is in de jaren tachtig enorm populair en de voorbode van de revival van het authentieke soulgeluid die zich rond 2005 aandient met artiesten als Amy Winehouse en Duffy. Soul was ook van grote invloed op funk, disco, r&b en vooral neo soul (een mix van soul, r&b en hiphop).
Free jazz is de jazzstijl waarin de vertrouwde structuur van een ‘song’, bestaande uit akkoorden, melodieën en vaste ritmische patronen en tempo, grotendeels ontbreken en waarin energievaak de plaats inneemt van schoonheid. Spontaniteit staat daarbij hoog in het vaandel. Free jazz ontstond als min of meer officiële stroming in 1960, het jaar waarin altsaxofonist Ornette Coleman een album getiteld Free Jazz uitbracht. Hij speelde akkoordloze stukken, waarin melodie en ritme het voor het zeggen hadden. In de jaren zestig was de term avantgarde een synoniem voor free jazz en in de decennia die volgden gaven de meeste musici zelfs de voorkeur aan dit eerste label omdat zij het woord ‘free’ misleidend vonden: hun muziek was namelijk vaak (toch) zeer georganiseerd.