Terug naar boven

Zeeland: Daan Manneke: Kapelmeester van de ruimte

Denk je aan Zeeland, dan ruik je de zee, voel je de wind zachtjes door de haren waaien en doemt een weids landschap op met glooiende duinen aan de horizon. Geen wonder dat een landschap dat zoveel zintuigen tegelijk prikkelt, een grote aantrekkingskracht had op kunstenaars. Rond 1900 trokken diverse kunstschilders naar de zuidwestelijke provincie om er het beroemde ‘Zeeuwse licht’ vast te leggen.

Zeeland trok niet alleen kunstenaars aan, ze bracht er ook een aantal voort, waaronder verschillende componisten. Dat varieerde van onder meer de in Axel geboren renaissance-componist Lupus Hellinck (ca. 1493-1541) en de ‘Nederlandse Chopin’ Gerard von Brucken Fock (1859-1935) tot de in Kruiningen geboren ‘kapelmeester van de ruimte’ Daan Manneke (1939). In het werk van laatstgenoemde componist is zijn Zeeuwse bakermat het duidelijkst aanwezig, al is van een letterlijke evocatie van het Zeeuwse landschap nauwelijks sprake. Daarvoor zijn de directe verbanden te abstract. Toch zijn er diverse lijntjes met Zeeland hoorbaar in zijn muziek.

Psaume 121 (1962)
Net als zoveel andere Zeeuwen die vlak voor de Tweede Wereldoorlog werden geboren, kwam Daan Manneke uit een orthodox-protestantse familie. ‘Ik groeide op in een villa in Kruiningen. Huize Jenny, het staat er nog’, vertelt de componist aan de Provinciale Zeeuwse Courant: ‘Ik ben opgegroeid met het Geneefse Psalter, het Psalmenboek van Calvijn. Dat is de bron van al mijn muziek.’ Geen wonder dat de Bijbelse psalmen als een soort rode draad door het oeuvre van Manneke lopen. Met zijn zetting van psalm 121 brak hij als componist definitief door. Nog altijd behoort het tot zijn meest uitgevoerde composities. Als uitgangspunt nam hij een Franse vertaling van de Bijbeltekst en voorzag die van zijn eigen toonzetting. Ook de Geneefse psalmen uit zijn jeugd kregen diverse muzikale verwerkingen. Het Concert voor orgel ‘Le Bouquet’ (2016) bijvoorbeeld bestaat uit een reeks bewerkingen van Geneefse Psalmmelodieën.

Psaume 121
Concert voor orgel ‘Le Bouquet’ ; Psalm 122

Archipel-composities (1985-2012)
Een andere rode draad door het oeuvre van Manneke is de reeks Archipel-composities. Net zoals de beroemde eilandengroepen Indonesië, Japan, de Filipijnen, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk is ook de provincie Zeeland een archipel. Door water gescheiden leefden lokale gemeenschappen eeuwenlang geïsoleerd van elkaar. ‘Als Zeeuw moest je vroeger een boottocht ondernemen van eiland naar eiland. Ik ervoer de verschillen tussen de eilanden. Het protestantse Noord-Beveland en de katholieke Zak van Zuid-Beveland, zandgrond tegenover kleigrond.’ Voor Manneke schuilt hierin een interessant componeerconcept: ‘Dat patroon gebruik ik in mijn composities. In veel van mijn stukken draait het om veelsoortigheid en veelzijdigheid. Ik kan dingen naast elkaar plaatsen. Het zijn eilanden. Ze hebben geen verband, maar ze kunnen wel een verband met elkaar aangaan.’ Dit concept leverde tal van archipel-composities op voor uiterst diverse bezettingen. Zo is er een Kleine Archipel (2012) bestaande uit vijf koorliederen voor gelijke zangstemmen. Daarnaast componeerde Manneke zeven genummerde archipel-stukken voor onder meer gitaar, harmonium en lage strijkinstrumenten.

Archipel nr. 1
Archipel nr. 3
Archipel nr. 4
Archipel nr. 7

Pneoo I, II & III (1979, 2001)
Wie ooit over de boulevard van Vlissingen heeft gelopen moet het roemruchte bamboe-windorgel van kunstenaar Raphaël August Opstaele zijn opgevallen. Verankerd op de Nollebunker blaast de wind haast onafgebroken de bamboepijpen aan met een soort eeuwigdurend concert als resultaat. Dit kunstwerk vormde een belangrijke inspiratiebron voor drie composities: Pneoo I (1979) voor orgel, Pneoo II (1979) voor blazers en slagwerk, en Perfla! : Pneoo III (2001) voor panfluit en orgel.

De statische klank van het windorgel - er is geen opbouw of ontwikkeling, alleen de klank zelf - vindt in Pneoo I zijn analogie in de open structuur van de compositie. Zoals de wind telkens andere bamboepijpen aanblaast, zo monteerde Manneke in Pneoo I muzikale patronen op een telkens andere manier aan elkaar. ‘Dit 'eeuwig-durend concert' duurt in Pneoo ongeveer tien minuten; lang genoeg, hoop ik, om toch in een kleine eeuwigheid verzeild te raken’, aldus de componist.

Pneoo

Plenum (1989)
In 1989 componeerde Manneke een van zijn omvangrijkste en tegelijk persoonlijkste composities, Plenum. Je zou het zijn eerste magnum opus kunnen noemen. Bijna alles wat de componist tot Daan Manneke maakt zit erin: de voorliefde voor muziek uit middeleeuwen en renaissance, de oude kerktoonsoorten van het gregoriaans en de Geneefse psalmen tot aan de muzikale verworvenheden van componisten als Stravinski en Messiaen. Met teksten uit de Bijbel en lievelingsdichters Arthur Rimbaud en Paul Verlaine schildert het stuk de volheid van het aardse leven naar analogie van een enkele dag. Ook speelt de ruimtelijkheid in Plenum een grote rol. Allereerst is er de ruimte van de vocale dubbelkorigheid. Daarnaast vat Manneke ruimte op als een religieus symbool en heft hij bewust de grens op tussen religieuze en wereldlijke muziek. Plenum is dan ook niet zozeer een religieus, maar een des te spiritueler werk. Niet voor niets leverde het Manneke de bijnaam Kapelmeester van de ruimte op.

Plenum

Concerto for Organ and three small Choirs : Tweede Utrechter Te Deum (2011)
Een van Manneke’s ruimtelijkste composities is zijn Concert voor drie koren en orgel. Manneke omschrijft het zelf als een concertante compositie voor orgel en drie gelijkwaardige, verspreid opgestelde koren. Het stuk verlangt uitdrukkelijk een ‘monumentale [kerk]ruimte’. De Utrechtse Domkerk en de daaraan verbonden musici vormden de belangrijkste inspiratiebronnen voor het stuk. Manneke componeerde zijn Concert op verzoek van toenmalig Dom-organist Jan Jansen en de Domcantorij onder leiding van Remco de Graas. De ondertitel verwijst naar het beroemde Utrechter Te Deum dat Georg Friedrich Händel voor de stad schreef ter gelegenheid van de zogenoemde Vrede van Utrecht (1713).

Concerto for Organ and three small Choirs

Grote Archipel (2017)
Is Plenum Manneke’s eerste magnum opus, het drie kwartier durende pianostuk Grote Archipel geldt als zijn tweede. Hij componeerde het in aanloop naar zijn tachtigste verjaardag. Daarmee vulde de componist tegelijk een leemte op in zijn omvangrijke oeuvre, het was het eerste grote pianowerk dat hij componeerde. Meer nog dan in de andere archipel-stukken heeft dit pianowerk een onmiskenbare link met Zeeland. Er klinkt het klokgelui ten tijde van de watersnoodramp van 1953 en de componist gebruikte teksten van onder meer de Zeeuwse dichter J.C. van Schagen. Elk van de delen droeg Manneke op aan een bevriende pianist, onder wie de Zeeuwse pianist Hannes Minnaar.

Wat betreft de structuur verwijzen de zes hoofddelen naar de zes ooit losse Zeeuwse eilanden, waarbij vijf tussenliggende interludia (tussenspelen) als verbindende schakels fungeren. Zou je deze interludes als een soort Deltawerken kunnen zien, die de losse eilanden verbinden? Daan Manneke vindt het een interessante gedachte: ‘De bruggen en dammen tussen de Zeeuwse eilanden bieden mogelijkheden tot uitwisseling, maar je hoeft ze niet te gebruiken. De componist als ingenieur die de Deltawerken aanlegt tussen de eilanden… Ik vind het wel een mooie metafoor.’

Grote Archipel

(JWvR)